Bij Auto Motor Klassiek besteden we niet zo vaak aandacht aan legervoertuigen. Legervoertuigen zijn bij uitstek eenvoudige, technisch doorgaans niet erg interessante gebruiksvoorwerpen. En wat veel mensen doorgaans onder ‘mooi’ verstaan, zijn ze meestal ook niet. De ‘staff cars’, de auto’s voor het transport van officieren waren doorgaans forse vooroorlogse burgermodellen die ontdaan waren van chroom. Ze hadden vaak banden met een wat grover profielen en waren in het groen gestoken. ‘Black out’ verlichting maakte de zaak dan helemaal inzetbaar.
In 2020 is het 75 jaar geleden dat de tweede wereldoorlog voorbij was
En dat gebeuren krijgt terecht heel veel aandacht. Als je nu 76 jaar jong bent, dan kun je zeggen dat je de oorlog hebt meegemaakt. Maar de mensen die de tweede wereldoorlog daadwerkelijk ervaren hebben? De mensen die bewust de eerste Jeeps het land in zagen rijden? Die moeten toch wel 80 jaar zijn. Het is een verdwijnende generatie. Maar de herinnering aan de verschrikkingen van de tweede wereldoorlog worden levend gehouden. Het was dan ook wat ze tegenwoordig een ‘major event’ zouden noemen in marketingkringen.
De oorlogsmachine – dat klinkt aardig, maar het was allemaal mensenwerk – vermaalde vlees en staal op enorme schaal. Daarbij was WOII de eerste ‘professionele’ mechanische oorlog. In WOI waren er tanks, het machinegeweer was daar ook een mechanisch wonder, maar het ging toch over het wederzijds opofferen van veel kanonnenvlees.
Het op grote schaal vermoorden van de Joodse bevolkingsgroep betrof een ‘zuivering van de burgerij’ en was als dusdanig ‘collateral damage’ in WOII. Maar het zonder voorbehoud massaal opofferen van ‘Russische’ soldaten in de ene aanvalsgolf na de andere was een tragedie zonder weerga. Het is nog niet overal even graag gehoord, en het is nog steeds een pijnpunt voor Poetin: maar de ‘Russen’ hebben de oorlog gewonnen.
Soldaten en legervoertuigen
En al die elkaar bestrijdende partijen hadden voertuigen. Veel, heel veel legervoertuigen. Veel van die machines waren kil berekend op inschattingen hoe lang ze het aan het front zouden kunnen uithouden. Voordat ze onder zware omstandigheden uitgeschakeld zouden zijn. Die legervoertuigen werden over de partijen heen in maar een paar kleuren, hoofdzakelijk groen, zandgeel en wit, geleverd door fabrikanten die van overheidswege te horen hadden gekregen dat ze dat moesten doen.
Legervoertuigen staan bij ons voornamelijk in het collectief geheugen als Jeeps, GMC ‘Jimmy’s en Chevrolets. Dat komt omdat de Amerikaanse productie van legervoertuigen zo massaal was dat ze alleen al door hun aantallen op onze netvliezen gebrand werden. Maar ook de Britten leverden veel legergroene voertuigen.
Wat heel lang ‘not done’ was?
Dat was om je bezig te houden met Duitse legervoertuigen. Of met Russische legervoertuigen. Want die waren van de Nazi’s, respectievelijk de Russen. En na WOII waren dat net zo respectievelijk de verslagen vijand en de nieuwe vijand. Dat was natuurlijk een daze gedachte. Want er is nog nooit een legervoertuig op foute politieke ideeën of sympathieën betrapt.
De vijand telt weer mee
75 jaar na de capitulatie van Duitsland en Japan is de sympathie voor Duitsers weer op een aanvaardbaar niveau en rijden we probleemloos Suzuki’s en (steeds minder) Honda’s. En legervoertuigen uit Duitsland, Rusland en Japan? Die zijn hoogst ‘collectible’, want zeldzaam. Even terzijde qua zeldzaam: Het Nederlandse leger had bij het uitbreken van WOII welgeteld één tank. Ook een Nederlandse zeldzaamheid: de Trado Truck, de voorloper van de naoorlogse militaire DAF’s. Al in 1935 herkende het Ministerie van Defensie – met blijdschap over zo’n nationaal industrieel succes – de waarde van de Trado truck voor het leger.
Er volgden orders voor maar liefst 1200 trucks, hetgeen voor Nederlandse begrippen een aanzienlijke investering betekende. Desondanks was dit aantal ver beneden de benodigde aantallen. Het leger was nauwelijks gemotoriseerd als men het getal van slechts ruim 13.000 trucks projecteert op een gemobiliseerde landmacht van circa 240.000 militairen. Van die 13.000 trucks kwam dus maar 10% van Trado. Het gevolg was dat de artillerie alleen voor zware eenheden, de 150 mm en 105 mm vuurmonden, deze tractie ontving. Deze trado’s moesten dan ook nog eens worden gebruikt om het zwaar verouderde stellinggeschut in hun posities te brengen in geval van mobilisatie. Van de overige Trado trucks gingen de meesten naar de genie en de luchtafweer. En na de capitulatie naar de Duitsers.
Ook interessant: Legervoertuigen van na WOII
Qua legervoertuigen van onze bevrijders is het aanbod aanzienlijk ruimer
Maar de tijd dat er enorme terreinen vol met afgedankte militaire WOII veteranen stonden, die zijn voorbij. En een rijdende GMC drietonner heb je allang niet meer voor ƒ 300. Sterker nog: omstreeks herdenkingsjaren met steeds indrukwekkender manifestaties, lopen de prijzen van WOII voertuigen stevig op om in de jaren na de feestelijkheden maar weinig in te zakken.
Een gerestaureerd Kettenkrad, de unieke Duitse vinding met een Opel viercilinder, die de nadelen van een rupsvoertuig met die van een motorfiets combineerde, kost intussen rond een ton. Voor een top gerestaureerde Willys Jeep tik je meer dan 30.000 euro af.
Dit soort historisch erfgoed leeft in een besloten kring. Hier in Nederland hebben we bijvoorbeeld BAIV (British American Infantry Vehicles) BV uit Maarheze, dat zich helemaal heeft gespecialiseerd op het restaureren van oude legervoertuigen. Tot en met tanks aan toe. Maar clubs als Keep Them Rolling zijn ook niet te onderschatten bronnen van materiaal en kennis.
Bedenk wel dat oorlogvoeren vroeger nogal traag ging. Een colonnesnelheid was 40 km/u. En veel WOII veteranen vinden 60 km/u al een respectabele kruissnelheid. Wat dat betreft kun je beter een motorfiets uit WOII hebben. Want met die machines kun je nog gewoon meekomen op secundaire wegen.