De vader van René Gillet was spoorwegwerker. De vader van zijn vader ook. De familie was zeker niet rijk, maar ze kwamen rond. Geld voor een vervolgstudie voor René was er niet. Op 18 jarige leeftijd ging René Gillet naar Parijs en hij vond daar werk in een algemene constructiewerkplaats. Later startte hij Ets. (Établissements, de bedrijfsvorm) René Gillet, Paris. Zijn eerste bedrijfspand zat in de Villa Collet nummer 119 aan de Rue Didot in het 14e arrondissement van Parijs. Later verhuisde hij naar een locatie met meer ruimte aan de Route d ‘Orléans en Montrouge, een paar kilometer verder zuidwaarts. Gillet bouwde kwalitatief hoogwaardige, robuuste motorfietsen.
Het blok op de goede plaats
Het begon allemaal met het maken van gemotoriseerde tweewielers met het blokje boven het voorwiel. Dat was omdat de jonge René Gillet dagelijks een hoop woonwerk kilometers maakte. Maar de jonge Gillet bedacht al snel dat een motorfiets ‘een geheel’ moest zijn en geen opgewaardeerde fiets mocht wezen. En dat hij motorfietsen wilde gaan maken.
Daarna was het merk de eerste dat motorblokken ter hoogte van de trapas monteerde. De echte motorfietsproductie begon in 1902 met een eencilinder, maar vanaf 1904 kwamen er 45 graden V twins uit de werkplaats aan de Route d ‘Orléans in Montrouge. Die V-twins , de eerste was een 500 cc zijklepper, zouden ‘het gezicht’ van Re René Gillet worden. De René Gillet motoren kregen de koosnaam ‘de Franse Harley-Davidsons’. In 1912 kregen de René Gillets parallellogram schommelarm voorvorken en kwamen de eerste legerorders.
Frankrijk als wereldleider
Het was in die begindagen van het motorrijden trouwens dat ook Peugeot, Griffon, Lurquin et Couderc, meest nu vergeten namen, aan het gemotoriseerde avontuur begonnen. En zo werd Frankrijk de grootste motorfietsproducent ter wereld.
Voor de broodnodige ‘Broem!’ gebruikte René Gillet vooral de 746- en 996 cc V twins, die bij het Franse leger en de politie populair waren. Ze waren erg gewaardeerd bij zijspanrijders.
Na de tweede wereldoorlog bouwde René Gillet lichtjes gemoderniseerde dikke V-twins, maar ook bromfietsen en lichte tweetaktmotoren van 123- en 247 cc. Er werden altijd eigen blokken gebruikt.
Erg betrouwbaar
In de eerste wereldoorlog bleken de 750 cc G twins en de 1000 cc J modellen erg betrouwbaar. Later werd de politie een belangrijke klant. René Gillet bleef zelf nog steeds ook de motorblokken fabriceren, in 1929 kregen de motoren (al) achtervering.
De René Gillet motoren waren bij uitstek zijspantrekkers. En dat was weer erg prettig voor zijspanbouwer Bernadet. Die bouwde overigens alleen de bakken, In 1955 werd het merk overgenomen door Peugeot. René Gillet leverde de onderstellen.
De grote René Gillet motoren waren voor hun tijd kenmerkend zwaar en waren voorzien van een enkel, stalen wiegframe. De voorwielophanging was ook ‘des Rene Gillets’: Een soort schommelarm voorvork met een veer die de vibraties van het wiel dood maakte. Slim!
De standaard achterwielophanging was star, maar er was een uniek geveerd achterwiel optioneel
De constructie daarvan was een soort elementaire kruising tussen plunjervering en een cantilever systeem. De combinatie van voor- en achtervering gaf een voor die tijd ongekend comfort. Maar omdat het soldatenleven niet te comfortabel mag zijn en leger en politie natuurlijk zuinig met belastinggeld waren, hadden de meeste René Gillet motoren een star achterframe.
De zijkleppers draaiden maximaal 4000 tpm en het vermogen van de 750-1000 cc machines was 14, respectievelijk 19 pk. Vroege René Gillet motoren hadden drie, latere vier versnellingen. De productie van de V twins kwam in WOII stil te liggen, maar werd daarna weer opgestart.
Het merk bleef René Gillet qua techniek en aanbod echter in het verleden hangen. Eerst haakten de private kopers af, toen de overheid.
Er zijn relatief veel van deze machines overgebleven
Maar er worden er momenteel weinig aangeboden. Ze ‘zitten’ bij – steeds ouder wordende – liefhebbers en staan in musea, tot in ‘Rusland’ toe. Hier in Nederland heeft René Gillet – net als veel andere Franse motormerken – nooit een hoge vlucht genomen.
Liefhebbers van dit soort motoren vinden elkaar doorgaans binnen de VMC en de CFM. Dat zijn respectievelijke veteranenclub en de club voor Franse motoren. De toegevoegde waarde van de CFM het verspreiden van kennis over Franse motorfietsen, vertalen van Franse teksten over motoren, elkaar helpen en stimuleren en er nog wat leuke contacten aan over houden ook. De CFM is een vereniging die zich richt op Franse motoren die zijn gebouwd vanaf begin 1900 tot aan het einde van de jaren ’60. In Duitsland is er een IG, een Interesse Gemeinschaft.
Binnen de liefhebberskringen is er wonderlijk genoeg nog redelijk aan onderdelen voro de René Gillet te komen
De prijzen van deze machines zitten ongeveer op of net boven die van de Amerikaanse V twins uit die tijd.
De rode René Gillet op de foto’s is van de genetische technicus (en muziekliefhebber) Peter Kuitwaard uit Friesland. Hij heeft al menig klassiekerliefhebber voor wanhoop behoed. In dat opzicht zou hij een broertje van vriend Jan Eggink kunnen zijn. Het zijn mannen die als lijfspreuk hebben: “Kan niet bestaat niet.” En het feit dat er nog zulke mensen zijn is hartveroverend.
We hadden het over René Gillet motoren in musea. Onze vriend Vyacheslav Sheyanov van Motorworld in Samara heeft een perfect exemplaar staan. En omdat zijn museum een ‘working museum’ is, kan er mee gereden worden. Ook door u. Kijk maar eens op motos-of-war.ru/en
Ik was INDERDAAD aan het verwarren: ik dacht dat Gillet Belgisch was, in het artikel Frans … Dus er bestaan twee Gillet-merken ?
En dan zijn er ook nog de scheermesjes ! Het moet niet gekker worden!
Niet te verwarren met Gillet van ‘les demoiselles de Herstal’… (FN, Saroléa en Gillet).
En zo hebben we een trio! Er is veel moois uit België gekomen!