Uit de oude doos: Garage Vingerling

Auto Motor Klassiek » Bijzonder » Uit de oude doos: Garage Vingerling
Automatische concepten

Tegenwoordig krijgt een dealer vanuit de importeur precies te horen hoe zijn zaak er – natuurlijk op een zichtlocatie of bedrijfsterrein – uit moet zien, hoe de verlichting moet zijn, wat voor software-updates hij moet aanschaffen. Wat hij het lopende jaar aan auto’s (of motoren) moet verkopen en wat voor garagegerelateerde dingen zoals kleding hij moet verkopen. Over de kleur van de handdoekjes in de toiletruimte weten we niets te melden. Het lijkt ons in deze tijden best uitdagend om merkdealer te zijn. Zeker als de voertuigen in de showroom hijgend worden aangeprijsd als “perfect platform voor je smartphone”.

Zichtbaar. En aan allerlei regels gebonden

Een moderne garage zit dus op een zichtlocatie langs een doorgaande weg of op een industrieterrein dat nu natuurlijk ‘industriepark’ heet. Dat is een kwestie van bestemmingsplannen, hinder aan omwonenden en het milieu. Op zich zinnige zaken. Toch?

Vanuit onze jeugd herinneren we het ons anders

En AMK lezer Hans Vingerling gaf ons een perfect handvat voor die herinneringen. Zijn vader Kees Vingerling had in de periode 1947 – 1951 een eigen garagebedrijf aan de Kennemerstraatweg 95 in Heiloo. Frans Speur, inmiddels woonachtig in Canda, heeft overigens een site opgezet over hoe Heiloo er indertijd uit zag. Zijn collectie foto’s begon met een verzameling prentbriefkaarten. Maar terug naar Kees Vingerling: Kees Vingerling was dealer van Renault en onder andere Jawa motorfietsen. En dat was in de tijd dat de dealer nog baas in eigen huis was en zelf een bestelde auto bij de importeur ging ophalen. Zijn public relations verzorgde hij door deel te nemen aan het bloemencorso. En omdat er nog geen Internet was, was die insteek blijkbaar voldoende om een gezond bedrijf te runnen. Mensen kochten immers lokaal?

In de tijd na de tweede wereldoorlog was nog lang niet iedereen toe aan een auto. Auto’s waren voor de happy few. Maar ook met een Jawa was je helemaal de man. Jawa was indertijd een mondiaal toonaangevend, betrouwbaar en hoogst modern merk, een motor waarop je gezien mocht worden.

Garagist zijn was een ambacht

Het was ook nog de tijd dat een garage gewoon nog letterlijk dicht bij de mensen stond en de monteurs echte ‘mechaniekers’ waren. Auto’s en motorfietsen waren mechanische dingen. Machines. Eenvoudige machines. De trommelremmen waren hydraulisch bediend en de remvoeringen waren rijk voorzien van asbest. Daar kregen monteurs na een incubatietijd van een jaar of dertig nogal eens last van. De andere nattigheid was het koelwater. Bij het vervangen daarvan (antivries in de winter) werd het koelwater boven het afvoerputje losgelaten. Net als de motorolie. Elektronica? Dat fenomeen bestond nog niet eens. Elektriciteit woonde in een zes Volt accu waar de gelijkstroomdynamo het doorgaans al moeilijk genoeg mee had.

Het was ook de tijd dat auto’s elke 2500 kilometer een kleine beurt nodig hadden en de algemene insteek was dat een motorblok na 100.000 km aan revisie toe was. Voor die tijd was de koppeling vaak al twee keer vervangen. En versnellingsbakken moesten nogal eens uit elkaar omdat de synchromeshringen versleten waren. Voor zuinige lieden was ‘double clutchen’- dubbel klutsen  – daar een passende oplossing.

En waar nu meer dan 80% van de storingen aan auto’s elektronisch is, daar gingen er vroeger gewoon dingen mechanisch stuk. Waterpompen, (wiel)lagers, startmotoren, motorblokken en versnellingsbakken, radiateurs. En alles werd gerepareerd, gereviseerd. Een gedeukt stuk plaatwerk? Dat werd uitgedeukt en weer strakgemaakt. Garagisten en metaal waren de beste vrienden.

Een uitstervende soort

Dat soort kleine, vaak ‘universele’ garages op historisch gegroeide locaties waar je feitelijk met elk merk en elke storing terecht kon is nu heel snel aan het uitsterven. Dat komt door vergrijzing, gebrek aan opvolging, bewoners- en milieueisen, bestemmingsplannen en de steeds zwaardere financiële gemeentelijke- en softwarelasten. Dat verdwijnen  is een praktisch en emotioneel gemis.

Bel voor de volgende ronde

Gelukkig is dat ambachtelijk vakmanschap nog niet verdwenen. Het wordt door specialisten gekoesterd. Daar plukken wij als klassiekerliefhebbers nog steeds de vruchten van. Want als ouderwets vakmanschap gecombineerd wordt met moderne techniek en materiaalkennis, dan kan onze klassieker daar een betere auto door worden. Een gereviseerd motorblok kan beter zijn dan het uit de fabriek kwam. Voor veel problemen van vroeger zijn moderner alternatieven gekomen die weinig of geen afbreuk doen aan de authenticiteit van onze klassieker.

Mocht u nog oude garagefoto’s hebben, dan zouden we het waarderen als u die zou willen delen.

REGISTREER GRATIS EN WE STUREN U ELKE DAG ONZE NIEUWSBRIEF MET DAARIN DE LAATSTE VERHALEN OVER KLASSIEKE AUTO'S EN MOTOREN

Selecteer eventueel andere nieuwsbrieven

We sturen je geen spam! Lees ons privacybeleid voor meer informatie.

Garage Vingerling

Garage Vingerling

4 reacties

  1. Bedankt Dolf, het is een prachtig verhaal geworden!
    Zelf rij ik in een Fiat Topolino uit 1951.
    In die tijd kreeg je bij aankoop van de fabriek het advies mee om de motor al na 30.000 km te laten reviseren!

  2. Wat leuk te zien, viertjes zijn er genoeg verkocht in Nederland, maar Juvaquatre bestellertjes? Niet veel maar ik heb nog een juva bestel uit 1950! Zou de GZ 818100 er nog zijn?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Maximale bestandsgrootte van upload: 8 MB. Je kunt uploaden: afbeelding. Links naar YouTube, Facebook, Twitter en andere diensten die in de reactietekst worden ingevoegd, worden automatisch ingesloten. Bestanden hier neerzetten