.Eind jaren zestig was het concept van de adventure-motorfiets nog lang niet bedacht. Dus als je met een motorfiets in het zand wilde spelen, dan moest je kiezen uit de ‘Scramblers’ die toen te koop waren, zoals iets uit Honda’s CL-assortiment. Dit waren echt geen serieuze off roaders, maar straatmachines met een hoge uitlaat en een cross stuur.
De instapper van Triumph op deze markt was de TR25W Trophy
Die was bedoeld om de 200cc Tiger Cub te vervangen. En de Trophy was gewoon een BSA Starfire 250 met “Triumph” op de benzinetank, een hoog stuur en een hoge uitlaat. Het was een van de laatste wanhopige pogingen van BSA-Triumph om hun kwartliter-singles nog aan de beademing te houden. De 1971 B25T en B25SS ‘Gold Star’ waren het eind van het liedje.
Van 15 naar 24 pk
De kern van de Trophy was BSA’s viertakt kopklepper, ontwikkeld op basis van de unit-constructie C15 van 1957, en voor 1969 opgepompt van zijn oorspronkelijke 15 pk naar 24 pk.
De 67 mm zuiger van de Trophy liep in een met ijzer beklede aluminium cilinder en dreef een krukas uit één stuk aan met opgeschroefde vliegwielen en een slag van 70 mm. De hoofdlagers waren rollen aan de aandrijfzijde en kogels aan de distributiekant, met aandrijving naar de natte meervoudige plaatkoppeling en vierversnellingsbak met ketting. De stoterstangen dansten op een enkele nokkenas en de tuimelaars hadden excentrische assen om de klepspeling aan te passen. Een 28 mm Amal Concentric zorgde voor het mengsel en ontsteking gebeurde door batterij, spoel en contactonderbreker, met automatische vervroeging.
Een prima rijwielgedeelte
De aandrijflijn paste in het enkele wiegframe vrijwel identiek was met dat van de Victor, en deelde ook zijn BSA hydraulische vork, de vering en demping en 7-inch trommelremmen met enkele oplopende schoen. De tank (en zijpanelen) waren wel uniek voor de Triumph Trophy TR25W. Ze waren van glasvezel versterkt polyester voor 1968 en van staal voor 1969-1970. Andere veranderingen tijdens de productie waren onder meer een verhoging van de compressie tot 10:1 en een upgrade van de voorrem naar dubbele oplopende schoenen voor 1969.
De kwaliteit en de betrouwbaarheid
Twee dingetjes stonden in de weg voor het succes van de Triumph Trophy TR25W: de bouwkwaliteit en de betrouwbaarheid. Ten eerste werd het niet gebouwd door Triumph, maar in de onrustige Small Heath-fabriek van BSA, met zijn chronische problemen op het gebied van arbeidsverhoudingen. De stakingen en werkonderbrekingen werden alleen afgewisseld door theepauzes. Het resultaat was dat de assemblagekwaliteit domweg slecht was en dat de 250’s zelfs voor die periode beruchte olieboten waren schreven Lindsay Brooke en David Gaylin in hun boek Triumph Motorcycles in America.
Hermy Bayer, toen een dealer in Port Clinton, Pennsylvania, herinnert zich dat er van een levering Trophy’s die hij ontving, er geen eentje was die lekker liep: “Alles wat je je kon voorstellen was mis met de motor”, zegt hij. Bob Leppan, toen een dealer in Detroit, Michigan, herinnert zich een batch van 250’s waarvan de zuigers achterstevoren waren gemonteerd! Maar toen de motorproblemen waren opgelost, was zo’n Triumph Trophy TR25W best een pittig ding. Helaas was hij daarbij kwetsbaar bij aanhoudend hoge toerentallen. En hoe relatief aanhoudend en hoog die ook waren: De Trophy draaide het best op hoge toeren. Waar het meeste van zijn vermogen te vinden was.
De motorproblemen waren jammer, zeker omdat de Triumph Trophy TR25W het frame, de vorken en de remmen van de 441 Victor deelde. Dat spul was allemaal getest en bewezen in wedstrijden. Maar de Triumph was nog steeds geen partij voor Yamaha’s nieuwe 250cc DT-1, Suzuki’s TC250 Hustler en de andere Japanse en Europese ‘streetscramblers’ die zich ook op de markt meldden.
De looks werden beter
Een cosmetische make-over voor 1970 hielp niets om betrouwbaarheidsproblemen op te lossen. Brooke en Gaylin schreven: “Hoewel de Amerikaanse Triumph-dealers tussen 1968 en 1970 duizenden TR25W’s verkochten, heeft de motor die sommigen ‘BSA’s wraak’ noemden, meer schade berokkend aan Triumphs reputatie dan goed gebracht. Toen het tijd werd om weer eens in te ruilen, kozen veel TR25W-eigenaren massaal voor andere merken in plaats van over te stappen op een Triumph-twin.”
Intussen is het de kleine Trophy’s gegaan als met meer ‘missers’.
Er is en serieuze kring liefhebbers ontstaan. Die waarderen de Triumph vanwege zijn zeldzaamheid en zijn looks. Intussen zijn de meeste kinderziektes wel verdwenen uit deze vertederend dappere eencilindertjes. En de overlevenden worden met veel meer respect behandeld dan toen ze jong waren. Zo is de wraak van BSA toch een begeerlijke, bruikbare klassieker geworden. Ons fotomodel vonden we bij Anne de Leeuw. Een man opgeleid in het vastgoed en de makelaardij, maar met zijn hart in de klassieke motorwereld. Dat leidde voorlopig tot het in een oud schoolgebouw gevestigde Histories Antique Motorcycles. De Triumph was op het moment van ons bezoek trouwens al gereserveerd.
Leuke, betaalbare klassiekers hebben momenteel doorgaans een korte verblijfsvergunning in de verkoop. Wij zijn geen voorstanders van impulsaankopen. Maar om in deze tijd eerst eens een week of vier te wachten voordat je op de advertentie van je droommotor reageert? Dan zou je zomaar eens achter het net kunnen vissen.
Het overgrote deel van de lieden bekend met de treurige ontwikkelingen rond BSA en Triumph noemden dit model gewoon een BSA. Maar een 70-er in originele kleuren welke in handen kwam van de roemruchte boekhouder en Triumph specialist Marten Morren werd door hem echter een Triumph genoemd. Want er stond toch ‘Triumph’ vermeld op het ding? – was zijn verpletterende logica.