Fiat 1100. Een kleine familie-auto
Als een kennis naar een adres vraagt waar zij voor een nette prijs een goede auto kan kopen, dan sturen we haar naar Vernon. En dan zijn we ook niet te beroerd om mee te gaan om de niets van auto’s wetende aspirantkoopster moreel bij te staan. Marjan heeft haar keurige auto gevonden in Velp. Maar dat was niet de vertederende Fiat 1100 die daar ook op een nieuw baasje staat te wachten.
Een hartveroverend autootje
Ooit begon Fiat als F.I.A.T: Fabbrica Italiana Automobili Torino. Later verdwenen er wat hoofdletters en de puntjes. De Fiat 1100 is een kleinere gezinsauto die tussen 1953 en 1969 werd gemaakt. Het was een geheel nieuwe unibody – een auto met een zelfdragende carrosserie – en was de vervanging voor de Fiat 1100 E, die afstamde van de vooroorlogse Fiat 508 C Balilla 1100 en nog een afzonderlijk chassis had. De 1100 bleef zich ontwikkelen tot hij in 1969 werd vervangen door de nieuwe Fiat 128. Er werd ook een serie licht-commerciële versies en sportievere modellen van de 1100 gebouwd. De definitieve 1100, de Fiat 1100 D leefde nog lang en gelukkig in India, waar Premier Automobiles de auto bleef bouwen tot het einde van 2000.
Een nieuwe Fiat dus
De Fiat Nuova 1100, of Fiat 1100/103 zoals hij intern heette, werd op de Autosalon van Genève in april 1953 geïntroduceerd. De zelfdragende carrosserie was de grootste nieuwigheid. De motorisering bleef alsnog vertrouwd vooroorlogs. Hij kwam 1 op 1 uit de Balilla 1100. De 1089 cc kopklepper ademde in door een Solex of Weber valstroomcarburateur en leverde een wat optimistische 36 (CUNA) pk bij 4.000 tpm. Daarmee was het motorvermogen met 1 pk gestegen ten opzichte van de originele versie van de kleine viercilinder. De vierversnellings bak met een nog niet gesynchroniseerde eerste versnelling werd geheel naar de mode van die tijd bediend met een hendel vanaf de stuurkolom. Met een opgegeven snelheid van 116 km/u was de Fiat zeker geen muurbloempje in zijn tijd.
Kaal of met franje
Het nieuwe model werd aangeboden in twee verschillende versies: de ‘kale’ Tipo A en een luxer uitgevoerde Tipo B. De eerste was alleen verkrijgbaar in een grijsbruine verfkleur, had afzonderlijke voorstoelen in plaats van een bank, minimale blingbling, en had geen kachel en ventilatie. Bij Type B was er meer luxe aan boord en hij kon zelfs besteld worden met whitewall-banden en radio. Een kenmerk van 103s in de jaren 1950 waren de deuren, beiden scharnierend op de middenpijler. Dit zou veranderen in 1960, toen de 1100 zijn lever voortzette met de modernere carrosserie van de Fiat 1200 sedan.
In juni 1956, drie jaar en dik 257.000 auto’s verder kreeg de Fiat 1100 een grondige make-over.
In september 1957 werd de 1100 opnieuw opgewaardeerd met een volledig opnieuw ontworpen achterkant. Hij ging in première op de Autosalon van Parijs in oktober, samen met de nieuwe 1200 Granluce.
In 1962 was het tijd voor de derde generatie 1100, genaamd de 1100 D. Dat eindproduct was een sobere maar comfortabele vierdeurs sedan. De 1100 D was een Italiaanse verkooptopper in de vroege jaren zestig en overleefde vrijwel ongewijzigd tot 1966, toen de introductie van het baanbrekende 124-model het merk weer klaarmaakte voor de toekomst.
Vroeger waren ze kleiner
Intussen valt op hoe vriendelijk de tijd voor klassiekers kan zijn. Wat ook opvalt: Het formaat van deze ooit middenklasse familieauto. Maar dat heeft dan weer heel veel te maken met het feit dat de gemiddelde Italiaanse man in het begin van de zestiger jaren 165 cm groot was.
Met dank aan Vernon de Groot uit Velp, http://www.vernondegroot.nl
De boven staande afgebeelde Fiat 1100D staat nu in Wierden bij kennis van mij.Ziet er mooi uit.
Hallo,
Eerst kwam in 1966 , de 1100 R nog tot 1969(zie foto) als opvolger van de 1100 D; deze had, in tegenstelling tot de 1100 D die de 1221 cc motor had, de bekende 1089 cc krachtbron; de 124 was de opvolger van de 1300 !!!
m.vr.gr.
Bert Monster