in

Waarom het DTM vroeger beter was

ER Classics Desktop

Afgelopen weekend werd er geracet op Zandvoort, maar vroeger was het DTM mooier, beter, leuker en cooler. De reden is eenvoudig.

Het Deutsche Tourenwagen-Meisterschaft bestond van 1984 tot 1995. Het kampioenschap was de directe opvolger van het Deutsche Rennsport-Meisterschaft, dat vanaf 1972 bestond. Het was een echt toerwagenkampioenschap, waarbij je auto’s als de Rover Vitesse, BMW 635 CSi en Volvo 240 Turbo aan de start zag verschijnen. De startvelden waren overvol; in 1988 verschenen bij de laatste race van het seizoen, op Hockenheim, niet minder dan 46 auto’s aan de start. Dat aantal liep echter rap terug, want toen de fabrikanten eenmaal hun intrede hadden gedaan, stegen de kosten enorm. Dat zorgde ervoor dat bij de laatste race van 1992 nog 27 auto’s deelnamen — amper meer dan de helft van vier jaar daarvoor.

Productieauto’s

BMW kwam met snelle M3’s aan de start, Mercedes had snelle versies van de 190, terwijl Audi met de V8 aan de start kwam. Die laatste was met zijn 3,6 liter V8 en vierwielaandrijving totaal anders dan de achterwielaangedreven BMW’s en Mercedessen met 2,5 liter viercilinder, maar er was een grote overeenkomst: de auto’s waren gebaseerd op auto’s die je bij de dealer om de hoek kon kopen. Toch liepen de kosten enorm op, en dat zorgde er halverwege de jaren ’90 voor dat het DTM ophield te bestaan. De kosten om een DTM-team draaiend te houden, waren inmiddels namelijk vergelijkbaar met die van een Formule 1-team.

Eenheidsworst

Na een afwezigheid van enkele jaren keert het kampioenschap in 2000 terug onder de naam Deutsche Tourenwagen-Masters, alhoewel sinds 2005 alleen nog de naam DTM gebruikt wordt; het is dus geen afkorting meer. De bedoeling is dit keer om de kosten aanzienlijk lager te houden. Wie afgelopen weekend de hospitality-units op Zandvoort heeft gezien, kan zich nauwelijks voorstellen dat dat het geval is. De competitie gaat tegenwoordig tussen Audi, BMW en Mercedes. De auto’s zijn echter geen auto’s meer zoals je ze bij de dealer vindt. Integendeel, daar hebben ze niets meer mee te maken.
Alle auto’s hebben een carbon monocoque met een stalen rolkooi. Daarnaast is het verplicht om een V8 met een hoek van 90 graden te gebruiken, in combinatie met achterwielaandrijving. Wie bij de Audi-dealer om een RS5 met achterwielaandrijving vraagt, komt van een koude kermis thuis. Als je bij de BMW-dealer probeert een M4 met een V8 te bestellen, gaat het niet door. En als je de Mercedes-dealer vraagt om een C 63 AMG met carbon monocoque, kijkt hij je waarschijnlijk glazig aan.

Daarom was het DTM in de jaren ’80 en ’90 zoveel mooier: een écht toerwagenkampioenschap met échte auto’s. Een taxiritje in een E30 M3 DTM bevestigde dat nog eens: een motor die 9.200 toeren aankan, een auto die schuift en glijdt — dat is racen. Veel mooier dan die nieuwe DTM-eenheidsworst. Beste DTM, mogen we weer zo’n kampioenschap als vroeger?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

The maximum upload file size: 8 MB. You can upload: image. Links to YouTube, Facebook, Twitter and other services inserted in the comment text will be automatically embedded. Drop files here

De Peugeot 204. Een stabiele Franse factor.

Low budget racing