U weet het inmiddels wel. Ik ben een autoliefhebber in de breedste zin van het woord. Daarom kijkt u er vermoedelijk niet vreemd van op dat ik ook regelmatig diverse aanbiedersites bezoek. Er was een tijd dat ik ook doelbewust de prijscategorie tot €2.500,– intikte. Tijdens de eerste jaren van het vorige decennium liet ik mij ook in combinatie met lage vraagprijzen verrassen. En stuitte op een Rover 114 Ascot, automaat, in een typisch Britse donkergroene kleur. Met die typisch Britse afwerking van het interieur. Voor zakgeld te koop, mét nog een hele tijd APK.
Tegenwicht
Net zoals nu was ik destijds gevoelig voor de tegenwichten van de common sense vaart der volkeren. Zoals u weet had ik de Starlet, en deze legde moeiteloos zijn kilometers binnen het actuele verkeersbeeld af. Hij kwam fluitend mee. De Mini Metro, die later als Rover 100 op de markt kwam, oogstte minder lof dan de oerbetrouwbare Japanner. Ik vond de Metro en zijn opvolgers altijd bijzonder. Dat vertelde destijds regelmatig aan betrokkenen binnen de autokringen, maar vaak kreeg ik dan te horen: ‘niet aan beginnen’. Toch waren de verkoopcijfers (en dan vooral op de thuismarkt) al reden genoeg om de externe commentaren in twijfel te trekken.
Antwoord
De in 1980 gelanceerde opvolger van de Mini werd het -tamelijk late- Britse antwoord op de Fiat 127, Renault 5, Datsun Cherry, Toyota Starlet en Volkswagen Polo. De Austin Metro moest het door “the foreign invaders” overgenomen Britse wagenpark weer voorzien van de kleuren van de Union Jack. Dat lukte redelijk, want alleen al voor de thuismarkt verlieten meer dan een miljoen “Mini-opvolgers” de fabriek. Dat was opzienbarend, want de Metro leverde een zwaar gevecht tegen de inktzwarte schaduw die vooral in het begin de jaren zeventig tevoorschijn kwam. Deze donkere wolken verduisterden de Britse automobiele zon voor lange tijd. Het verhaal is bekend. En toch bleven de Britten- op hun eigen wijze- overeind.
Bijzondere versies
En dat gold ook voor de bouwers van de Austin Metro, die niet nalaten op heel specifieke versies aan het palet toe te voegen. De MG Metro was zo’n model, en kreeg ook nog een geblazen broer: de MG Metro Turbo. En ja, de Metro kwam ook als Vandenplas op de markt. Zo bedienden de Britten (tot in 1986 British Leyland, de rechtsopvolger werd de Rover Group) zich van een aloude truc: Badge engineering. Dat gebeurde weliswaar op minder grote schaal dan voorheen, maar toch: het was een pijler onder de alleszins redelijke verkopen van de Austin Metro en aanverwanten. En om het sportieve aspect te duiden: als MG Metro 6R4 was de Brit een zeer regelmatig geziene gast binnen een illustere rallycategorie: Group B.
Rover-upgrade
Toch bleef de Metro altijd in een reputatieve schaduw staan van de Japanners en de Europees continentalen binnen zijn klasse. Juist daarom vond ik het zo mooi dat in 1990 het model op het Europese vasteland als Rover 100 werd voortgezet. In 1994 volgde men voor de thuismarkt dat voorbeeld. De Rover 100 werd nog tot in 1998 gemaakt, en was bijvoorbeeld leverbaar als Ascot, Knightsbridge en Kensington. De upgrade van de Mini Metro betekende toch, dat de Britten eigen cachet in deze klasse kregen. Met een auto die een eigen positie innam ten opzichte van de Renault Clio’s, Deux-cent-cinqs, Seat Ibiza’s, Ford Fiesta’s, VW Polo’s en Daihatsu Charades. Een auto, die streed tegen het verleden. And utterly, utterly sympathetic was.
Metro-man en geen Metro-man
Men vond altijd iets van de Metro, van het concept. Vanuit de wetenschap dat hij ondanks de verdrukking van het verleden als concept een kleine twee decennia (!) jaar dienst, de millenniumwissel haalde hij op een paar jaar na niet. De lange bouwperiode was niet voor niets. En daarom vond ik hem nou zo sympathiek. Een liefhebbersauto. Een ideale tweede auto ook, waar je stiekem meer kilometers in wilde rijden dan in de auto voor dagelijkse inzet. Ik kocht de Rover 100 nooit. Maar wel het t-shirt, met de welbekende uitspraak van Alan Partridge uit 1997 in zesvoud. I’m not driving a Mini Metro. Ik trok het -ondanks de humoristische klank- nooit aan. Omdat ik teveel sympathie had voor het wagentje. Een auto, die tegen de verdrukking in a double million seller werd.
Vooral de cabrioletversie van de Rover is aaibaar.
Mijn zoon haalde een keer een keurige GTa op voor ik meen 250 euro. Alleen hij liep niet vandaar de lage prijs. Met een nieuwe verdeelkap en rotor snorde het motortje er weer rustig op los. Hij heeft er ontzettend veel plezier mee gehad.
Na drie Min’is hebben wij er ook eentje gekocht,qua ruimte was ie een stuk groter en hij reed ook fijn.
Tot we vlak voordat we met vakantie zouden erachter kwamen dat de bodem doorgeroest was.snelnaar de garage waar ze ertoe. Platen ingelast hebben en zo konden we toch op vakantie.Daarna sloeg het roestmonster toe en hebben we hem weggedaan.Het was een zilvergrijze met een glazen dakje erin erg prettig met warm weer.goeie herinnering aan de Metro qua rijden en comfort minder wat roesten betreft.