Op zoiets feestelijks als tweede paasdag komen de meest onwaarschijnlijkew weggebruikers tevoorschijn.
Een haatgrijsaard
Een doorleefde, zware klassieke, zijspancombinatie weegt al rijdend gauw tegen de 500 kilo, eerlijk verdeeld over drie smalle banden. Dat geeft rust en zelfvertrouwen.
Via de weg die van rechts, die vloeiend op mijn voorrangsweg aansluit word ik beslopen door een seniorengebakje met artrose vriendelijke klapdeuren. De chauffeur is een grijsblauw gekuifde spechtekop van het soort waarvan de echtgenoot al op voorhand een plaats in de hemel verdient. Ouwe vrouwen hebben ook bij kassa’s de neiging met een smartelijkvenijnig vertrokken bekkie voor te kruipen. Als ze daar op worden aangesproken gaan ze passief agressief in de aanval. Denk: u heeft geen respect voor oude mensen! Zeg dan tegen de kassadame dat de oude dame voor mag. Omdat ze nog maar zo kort te leven heeft. Succes verzekerd.
Dit exemplaar doet dat ook. Ze neemt voorrang. Ik voel me mild ontstemd en besluit gewoon door te rijden. We raken elkaar met de flanken. Mijn zijspan schaaft een paar meter langs de zijkant van de Daewoo, oftewel nep Chevrolet. Ik stuur wat in, want wil liever niet naar links, daar rijden immers tegenliggers.
De grijskuifhaatduif houdt verstard koers terwijl ik al schrapend en krassend op weg ben naar haar voorbumper. Net voorbij het voorwiel stuur ik mijn driewieler sterk corrigerend naar rechts. Dat werkt. De Daewoo met kapsones bultert de stoep op en botst tegen een hondepoepopbergbakpaaltje. De linkerflank van het ding had schaafwonden in de stijl van ‘kusje er op, pleister er op’. De neus is er slechter aan toe.
Schadebepaling
Ik loop naar de aspirant moordenares met verlopen houdbaarheidsdatum. Ze zit nog steeds met twee handen aan het stuur. Ik doe haar deur open. Ze draait haar hoofd en kijkt me met twee haat doorlopen oogjes aan.
Ik steek mijn wijsvinger op, kijk haar in haar gemene, fletsblauwe zielespiegeltjes en zeg duidelijk; “ FOEI!” Ze lispelt met keurige dictie tussen dunne lippen door:” U bent een schoft. Mijn man zaliger had u laten fusileren.”
Ik maak een inschatting naar de politionele acties in onze voormalige gordel van smaragd. En geef de Indonesiers groot gelijk dat ze van ons af wilden.
Ik voel me mild worden en zeg: “Ik hoop dat u hem weer spoedig weer zal zien”. Ze kijkt me strak aan en zegt weer: “Schoften zoals u werden vroeger gefusilleerd”. Ik kijk haar vriendelijk aan en zeg: “Maar omdat we nu beschaafd zijn gebeurt dat niet en gaat u waarschijnlijk eerder dood dan ik”.
Schadeformulieren invullen wil ze niet. Haar naam en adresgegevens geven? Dat doet ze niet aan zo’n schoft. Er komt een politiewagen aan. Die rijdt voorbij. Iemand die de politie gebeld had komt melden dat de politie alleen komt in geval van lichamelijk letsel.
Ik besluit het zo ver niet te laten komen. Kijk vertederd naar mijn gedeukte en gekraste zijspanspatbord. Ach, mijn driewieler is al bijna zestig jaar oud en heeft het in de voormalige CCCP vast ook niet altijd makkelijk gehad. Wel stoer zo’n gebutst spatbord. Ik maak wat foto’s. Noteer wat adressen. En ga maar weer verder.