Het autojaar 1970 bracht een keur aan nieuwe auto’s. Sommigen zorgden voor een doorbraak, anderen plaveiden de weg. Er waren ook fabrikanten die hun eigen leveringsgamma verder verstevigden. In deel 3 leest u meer over de NSU die Volkswagen werd, de Ascona die voorbestemd was als Kadett én de Toyota generatie die de naam Corolla definitief vestigde.
Volkswagen K70, 1970-1975
Feitelijk was de in 1970 geïntroduceerde Volkswagen K70 de eerste VW met watergekoelde motor. En toch was het qua ontwerp geen Volkswagen. De reclamecampagne “Umsteigen auf NSU” was al klaar. Maar de naasting van NSU door het Volkswagen concern maakte dat de nieuwe middenklasser, die als NSU Kolben 70 werd ontwikkeld, zijn debuut als VW K70 maakte. De pers was enthousiast over de K70, die opviel door een ranke vormgeving met scherpe lijnen en veel glasgebruik. Desondanks oogstte de auto ook kritiek, gelet op de aerodynamica. Bovendien bleek dat het verbruik fors was en de aanschafprijs loog er als gevolg van de hoge productie kosten ook niet om. Toch overlegde de K70, die debuteerde met twee 1605 cc motoren, aanvankelijk goede geloofsbrieven. De wielen waren onafhankelijk opgehangen en het ruimteaanbod was voortreffelijk, evenals de wegligging.
Verbeteringen en de komst van de 1.8 motor
VW voerde in 1972 op het gebied van aerodynamica en koeling aanpassingen door. Tegelijkertijd zorgde een versobering in uitrusting voor een besparing. Goed nieuws was dat de L versie dubbele koplampen kreeg. In 1973 presenteerde Volkswagen de 1.8 liter motor en die was bestemd voor het hele gamma. Die krachtbron leverde 100 PK, en daarmee kon Volkswagen dus ook een begerenswaardige topversie leveren, zoals de Sonderausgabe K70 LS. Inmiddels had de K70 interne concurrenten in huis. Dat waren de Audi 80 en de Volkswagen Passat. VW besloot om de K70 uit te faseren, en in januari 1975 bouwde het de laatste K70 in Salzgitter, waar 211.127 exemplaren van deze fraai gelijnde auto van de band liepen.
Opel Ascona A, 1970-1975
In november 1970 presenteerde Opel de Ascona A in Turijn. Zo zat Opel ijzersterk in de gehele middenklasse met de Kadett, de Ascona, de Manta en de Rekord.Vanaf het begin was de stoere Opel Ascona verkrijgbaar als coach en sedan. Ook leverde Opel zowel een standaard als een luxe versie. Verder bracht Opel de driedeurs station wagon. De luxueuze “Voyage” -variant had een gelijmde houten decoratie op de flanken. Het standaardmodel van de stationwagen heette Caravan.
CIH motoren, gescheiden remsysteem
Alle versies hadden een sportief afgestemd onderstel en een gescheiden remsysteem. Opel leverde de Ascona van meet af aan met twee 1.6 motoren (duplexketting aangedreven CIH). Dat waren de 1.6 en de 1.6S. De laatste was- net als de later geïntroduceerde 1,9S motor- ook in combinatie met een drietrapsautomaat leverbaar. Wie geen automaat koos kreeg in alle gevallen een handgeschakelde vier versnellingsbak.
De SR komt
In 1971 kwam de SR-versie met een sportiever afgestemde ophanging en 1,6-liter S-motor met 80 pk (59 kW). De montage van de 1.9-liter S-motor met 90 DIN-PK was ook mogelijk. In maart 1972 bracht Opel de 1,2-liter OHV motor als de nieuwe goedkoopste optie. Het vermogen was 60 DIN-PK. De klepbediening vond via een ketting aangedreven zijdelingse nokkenas plaats.
Gewijzigd naar het einde
In 1973 faceliftte Opel de Ascona A licht, en vanaf 1975 kreeg ook dit type de meer geknepen motoren uit de Opel stal. Met deze aanpassingen (en de nog eenmaal gewijzigde 1.9S) reed de Ascona A naar het einde van zijn loopbaan. In juli 1975 viel het doek na een productie van bijna 700.000 exemplaren. In Amerika is de Opel Ascona A nog leverbaar geweest als Opel 1900. Tot slot boekte Walter Röhrl rally successen met de Ascona A, volgens hem de fijnste rallywagen uit zijn loopbaan.
Toyota Corolla E20, 1970-1978
In 1970 lanceerde Toyota de tweede generatie van de Corolla. Een markante en verzorgd afgewerkte wagen, die reeds in de eerste jaren tot ’s werelds bestsellers uitgroeide. Het onderstel van de achterwiel aangedreven en nieuw ontwikkelde Corolla was anders dan bij de eerste generatie. De E20 had bijvoorbeeld McPhersons en een stabilisator aan de voorzijde De E20 kwam als coach en sedan (KE20/TE21), als drie en vijfdeurs combi (KE26/KE28) en als coupé (KE25/TE27). De coderingen zijn daarbij motorafhankelijk en kregen uitrustingsafhankelijk nog een toevoeging. Meerdere generaties van de Toyota Corolla waren voor de Japanse markt de basis voor de cosmetisch licht afwijkende Sprinter. Die was te bestellen met een tweedeurs, vierdeurs en coupé carrosserie.
Marktafhankelijke motorenkeuze
De E20 koper kon (marktafhankelijk) kiezen uit 1.2, 1.4 en 1.6 liter motoren. In een aantal gevallen was ook de montage van een automaat mogelijk. De toppers waren de rechts gestuurde Sprinter Trueno en de Corolla Levin met de 2 T-G twin-cam 1.588 cc motoren met dubbele carburateurs. Thuismarkt Japan had overigens meeste motor- en vermogensvarianten, de exportmarkten waren in die zin minder bedeeld.
In diverse markten nog lang naast opvolger leverbaar
Voor de non Japan en VS markten was de tweede generatie van de Corolla met de 3 K 1.2 motor met 58 DIN-PK leverbaar. Die was te combineren was met diverse carrosserievarianten. De komst van de E30 zorgde voor een kaalslag in het gamma, ook qua motoren en transmissies. Voor een aantal exportmarkten (niet US) produceerde Toyota de Corolla E20 door. In Nederland kon de trouwe E20 klant nog terecht voor de tweedeurs versie met de iets tammere en schonere 3 K-H motor). Toyota bouwde ook de vierdeurs versie met de 3 K-H motor nog tot en met mei 1978, terwijl in Japan de Van nog tot het einde op het programma stond.
Bij de K70 zie je de lijnen van de RO 80 terug