Citroën neemt belang in Panhard
In 1955 verwierf Citroën een belang van 25% in Panhard, de oudste autofabrikant van Frankrijk. Panhard stond bekend om zijn innovatieve en unieke oplossingen, een traditie die na de Tweede Wereldoorlog werd voortgezet onder leiding van Louis Delagarde. Het bedrijf produceerde auto’s met bijzondere tweecilinder boxermotoren, vaak verwerkt in bolvormige carrosserieën. Deze wagens, eenvoudiger en praktischer dan de vooroorlogse prestigieuze modellen van Panhard, waren goed afgestemd op de tijd van wederopbouw.
Innovatie en financiële moeilijkheden
Citroën zag het potentieel van Panhards unieke technische oplossingen, waaronder het gebruik van aluminium in de carrosserie, maar merkte ook op dat deze innovaties leidden tot financiële moeilijkheden. Tegelijkertijd wilde Citroën extra productiecapaciteit creëren om te voldoen aan de groeiende vraag naar de bestelwagenversie van de 2CV, een verliesgevend model door de hoge productiekosten. Deze combinatie van factoren zorgde voor spanningen tussen de twee bedrijven.
Citroën krijgt steeds meer invloed
Citroën kreeg geleidelijk meer zeggenschap bij Panhard en verbood de ontwikkeling van een nieuwe sedan, aangezien het zelf bezig was met de ontwikkeling van een vergelijkbaar model. Panhard vernieuwde echter wel de Dyna X, wat leidde tot de introductie van de PL17. Deze auto vulde het gat tussen de 2CV en de ID/DS-serie op en werd via het nieuwe, gezamenlijke distributienetwerk van Citroën en Panhard verkocht, waardoor Citroën een vierdeurs middenklasser in het assortiment kreeg.
Vierdeursmodellen exclusief voor Citroën
Hoewel Citroën zelf nieuwe vierdeursmodellen ontwikkelde, mocht Panhard niet werken aan een vierdeurs sedan, uit angst voor concurrentie binnen de eigen rangen. In 1961 lanceerde Citroën de Ami 6 en begon het ook met Project C-60, gericht op de ontwikkeling van een nieuwe sedan met een daklijn die leek op die van de Ami 6. Dit project omvatte ook hydropneumatische vering en de ontwikkeling van krachtigere motoren.
De Panhard 24: innovatie met gemengde ontvangst
Ondertussen werkte Panhard, gedwongen door Citroën, aan de ontwikkeling van de 24-serie. Deze verscheen eerst als de 24 C (coach) en 24 CT (Coupé Tigre), gevolgd door de 24 B en BT (berline) in oktober 1964. De reacties op de eerste 24-modellen waren gemengd. Hoewel de aerodynamica en innovatie werden geprezen, vonden veel critici dat de tweecilindermotor niet meer paste bij een auto van die allure. De motor had nog wel succes in de rallysport, zoals met de PL17 in de Rally van Monte Carlo, maar het werd steeds moeilijker om deze motor in het hogere segment te rechtvaardigen.
Citroën blokkeert nieuwe motor en modellen
Panhard overwoog daarom de introductie van een nieuwe viercilindermotor voor de 24-serie. Hoewel Citroën aanvankelijk akkoord leek te gaan met het gebruik van luchtgekoelde NSU-motoren, trok het uiteindelijk de toestemming in, ondanks eerdere toezeggingen aan Panhard. Dit zorgde voor extra wrijving tussen de twee bedrijven.
Citroën bleef ook terughoudend ten aanzien van een nieuwe vierdeurs Panhard. Hoewel Panhard hoopte ooit toestemming te krijgen, hield Citroën dit steevast tegen uit angst voor interne concurrentie. Op 23 april 1965 nam Citroën Panhard volledig over. Hoewel Panhard goede resultaten behaalde in de rallysport met de 24 CT, bleef Citroën terughoudend in het verder ontwikkelen van de unieke eigenschappen van Panhard. Uiteindelijk kreeg Panhard toestemming om een eenvoudiger model, de 24 BA, te introduceren. Dit model faalde echter, omdat het te eenvoudig was voor een merk dat bekend stond om luxe.
Citroën’s financiële problemen
Tegelijkertijd verslechterde de financiële positie van Citroën aanzienlijk. De investeringen in nieuwe technologieën en projecten eisten hun tol. Citroën besloot uiteindelijk op 14 april 1967 om Project F, dat bedoeld was als de middenklasser van de toekomst, te annuleren vanwege mogelijke patentconflicten met Renault. Dit project leek namelijk op de R16 van Renault. Citroën schreef miljoenen francs af en richtte zich op een nieuw project, waaruit de GS voortkwam. De vierdeurs Panhard 24, evenals een stationwagen en cabrioletversie, zouden nooit in productie gaan.
Het einde van Panhard als personenautomerk
Op 20 juli 1967 stopte Citroën de productie van Panhard-personenauto’s, hoewel dit pas op 28 augustus 1967 officieel werd aangekondigd. Wat overbleef van Panhard was de productie van pantservoertuigen en een blijvende invloed op toekomstige Citroën-modellen. De herinneringen aan de Panhard-auto’s laten zien hoe veelbelovend de toekomst van het oudste automerk van Frankrijk had kunnen zijn, zeker gezien de moderne marketingstrategieën van autofabrikanten vandaag de dag.
Na de Dyna X kwam niet de PL17, maar in 1953 kwam eerst de Dyna Z met een geheel zelfdragende aluminium carrosserie. De PL17 kwam pas in 1959 op de markt.
Panhard & Levassor is de eerste autofabrikant ter wereld. In 1890 werd de eerste auto gemaakt en in 1891 werd een produktie van 30 auto’s gemaakt.
Beide een unicum !
Ja, eigenlijk heel jammer om het merk en die misschien interessante auto’s, die nog hadden kunnen komen.
Prachtige wagens, absoluut. Ik heb nog steeds onderdelen.