De eerste vierdeurs Kever. Gebouwd door Rometsch uit Berlijn. In levenden lijve. Hij stond ruim een maand geleden in Bremen, tijdens de Bremen Classic Motorshow op de stand van de Duitse brilkeverclub. En direct merkten we, dat we te maken hadden met een zeldzame klassieker, die meer is dan een verlengde Volkswagen. Hij diende als taxi, en was binnen de naoorlogse Duitse (lees: Berlijnse) taxiwereld baanbrekend.
Aan het begin van de jaren 1950 wilde een Berlijns taxibedrijf zich uitrusten met een nieuwe auto. Tijdens de jaren van de wederopbouw had de vervoerder uit de grootste stad van Duitsland een sterke behoefte, om de vloot uit te rusten met inheemse auto’s. Inmiddels had Volkswagen de eerste productiejaren van de Kever erop zitten, en de VW Typ 1 had zijn naam gevestigd als kostenefficiënte en inmiddels oer betrouwbare auto. Er was één probleem, dat zich in meerdere onderwerpen uitsplitste. De verantwoordelijken binnen de VW-fabrieken in Fallersleben hadden geen oren naar de productie van een vierdeurs versie af. Aan de ene kant zou de serieproductie van de Kever niet onafgebroken door kunnen lopen, tenzij er aanpassingen aan het productieproces doorgevoerd werden. En dát bracht de opgave voor miljoeninvesteringen met zich mee. En deze ruimte was er simpelweg nog niet tijdens de eerste periode van de wederopbouw.
En toch kwam hij er, de vierdeurs-Kever. Friedrich Rometsch- al sinds de jaren twintig actief binnen de wereld van speciale carrosseriebouw- en zijn mensen gingen de uitdaging aan. Eerst bouwden zij een vierdeurs prototype, en dat kreeg een vervolg in de serieproductie. Rometsch verlengde de Typ 1, die een carrosserie met vier portieren kreeg. De wielbasis van de reguliere Typ 1 groeide met 27 centimeter. Daarvoor werd het standaardchassis dwars doorgezaagd, en weer aan elkaar gelast met verstevigde en met de hand vervaardigde plaatdelen. De carrosserie was nu dus toegankelijk via vier portieren, waarbij de achterste twee scharnierden in de achterste stijl. De b-stijl ontbrak niet, en was samengesteld uit delen uit de achterste zijpanelen van de standaard-Typ 1. Verder kortte men bij Rometsch de voorportieren een stukje in.
Voor de constructie van de achterdeuren gebruikte men twee aparte voorportieren. De deuren werden niet in b-stijl opgehangen, maar aan de c-stijl en scharnierden dus in spiegelbeeld. Bijzonder: Rometsch moest zich voor de extra portieren beroepen op de tweedehands Kevermarkt, omdat Volkswagen officieel niets wilde leveren aan de Berlijnse carrosseriebouwer. Daardoor werden Rometsch-medewerkers en stromannen opgezadeld met de opdracht om “privé” te gaan winkelen.
De aanpassingen- en dat was knap- zorgden voor een geringe gewichtstoename (25 kilo), en daardoor vroeg de niet gewijzigde 1.131 cc motor nauwelijks extra brandstof. Bovendien bood de vierdeurs Taxi-Kever ruimte voor vijftig kilo extra bagage, ook binnen maximaal toegestane totaalgewicht. En over ruimte gesproken: vier inzittenden konden betrekkelijk comfortabel en met aanmerkelijk meer bewegingsruimte ten opzichte van de standaard-Kever naar de plaats van bestemming worden gebracht. Voor de frisse lucht konden de ruiten in de achterportieren volledig naar beneden ‘gezwengeld’ worden.
De rijeigenschappen, de ervaren carrosseriestevigheid, de keurige afwerking en het betrekkelijke comfort werden positief onthaald. Die lofzang verhinderde niet, dat de productie tot slechts dertig stuks beperkt bleef. Toch zorgde Rometsch tijdens de periode 1951-1953 voor een doorbraak in taxiland, en Mercedes-Benz nam later met de 180 D (uit de 120 Ponton bouwserie, inclusief bijzonder efficiënte dieselmotor) het taxi-stokje over, en niet alleen in West-Berlijn. Rometsch ging echter onverdroten verder, en bracht een aantal eigen creaties op basis van bestaande techniek uit. Mooie voorbeelden daarvan zijn de Rometsch Porsche Spyder, de Fiat 1400 Convertible, de VW Rometsch Cabriolet Reeskow (sinds 1951 al in productie) en de Rometsch Lawrence, die gelijkenissen vertoonde met de Fiat 1100 TV Spider, maar ook op VW techniek was geïnspireerd.
De Rometsch-taxi Kever in Bremen bracht ons terug in de tijd, niet in het laatst doordat de vijftigjarige Brezelfensterclub een volledig geoutilleerd exemplaar in de Duitse Hanzestad tentoonstelde. De aanblik van de originele vierdeurs Taxi-Kever uit Berlijn was al bijzonder. Liefhebbers konden zich ook verliezen in de oorspronkelijke taxi-accessoires, zoals de ronde taxi-lampjes boven de voorruit, de originele kostenteller en het bordje, dat aangaf of de taxi vrij was of niet. Tot slot: deze bijzondere Kever is in eigendom van de Peter Grundmann VW collectie & Rometsch Museum in Hessisch-Oldendorf. Het museum is op afspraak te bezoeken.
(Het artikel gaat hieronder verder met de foto’s.)
VW vroeg aan Bertone wat ze moesten doen om de Kever langer mee te laten gaan, te moderniseren. De studio antwoordde “grotere achterruit” met een zeer gepeperde rekening voor het advies. VW boos want er zat patent op het advies (grotere ruit = betalen). En zoiets hadden ze zelf ook kunnen bedenken, dachten ze in Wolfsburg.
Nu begrijp ik dat ze boos waren: “4 deuren, wat langer en behoud het brilletje” was een beter advies geweest 😉
(Merk hierbij op dat de meeste auto’s hedentendage 4/5 deuren hebben, een beperkte achterruit en de Stekerauto’s een chassis).
Niet anoniem maar Jeroen
Nóg meer metaal vd fietsen van mijn Opa