In de vroege jaren zeventig was trialrijden helemaal hot in the States. En dat werd opgemerkt door de Japanse motormakers
Honda koos voor viertakt
Suzuki produceerde de RL250; Kawasaki heeft de KT250 gebouwd; Yamaha leverde de TY80, 175, 250 en later de 350. Die hadden allemaal tweetakt motoren, net als de Europese merken en modellen. Honda deed zijn intrede in deze wereld van hogeschoolrijders in 1973 met de 125cc TL 125. Die was klein, licht en wendbaar, en het enige Japanse aanbod met een viertaktmotor. De viertaktmotor woog meer en had minder vermogen dan de tweetakten van de andere fabrikanten maar had een bredere powerband en meer koppel bij lage toeren. In competitieverband waren dat stevige pluspunten. Maar omdat de States niet overal even vlak en laag zijn als Nederland bleek de kleine Honda teveel van zijn vermogen kwijt te raken bij het ‘rijden op hoogte’.
motoren, maar gecompenseerd met een bredere vermogensband en meer koppel bij lage toerentallen,.
De marketeers hielden stand
De marketingafdeling van Honda bleef er stevig bij de viertakt insteek en was er van overtuigd dat meer cilinderinhoud de oplossing van alle problemen zou zijn
De Japanners huurden de legendarische Engelse meester Sammy Miller in en die bouwde als onderdeel van een onderzoeks- en ontwikkelingsteam een paar prototypes en na testen en wat wedstrijden , dachten ze bij Honda dat ze een winnaar hadden. Met veel fanfare en hoge verwachtingen, introduceerde Honda de TL 250 in 1975. Het doek viel al weinig later.
Jammer, maar helaas
Maar de Honda TL 250 werd nooit geaccepteerd door de competitieve testgemeenschap. Hoewel hij scoorde met zijn ongelooflijke kracht en koppel bij laag toerental, voelde de ‘’dikke’ viertakt ook
zwaar en miste de bijna nerveuze levendigheid die de meest serieuze trialrijders wilden. Daarbij raakten de snel verveelde Amerikanen ook al snel uitgekeken op het moeilijke trialrijden. Ze hadden immers hun voorkeur voor zware machines die op twee of vier wielen heel erg indrukwekkend daverend rechtuit konden gaan op puur vermogen en koppel. En dat stapvoets gebalanceer was toch eigenlijk niet iets voor Echte Mannen.
Een volbloed
De TL 250 was daarbij een volbloed trialfiets. Hij had een vijf vijfversnellingsbak met de eerste drie versnellingen kort op elkaar, veel bodemvrijheid, een steile voorvork met minimale voorloop en een puur trial gerichte positie van de voetsteunen, het zadel en het stuur. Het luchtfilter zat hoog en droog onder de buddy. Het resultaat was een motorfiets waarvoor geen helling te steil en geen bocht te kort was.
De productie was beperkt
Er zijn er zo’n 5000 van gemaakt. Overlevende exemplaren hebben doorgaans meer dan ‘patina’. Door de geringe productie en het gebruik van kunststof delen, die niet erg duurzaam maar wel erg vergankelijk zijn, is het restaureren van een TL250 meer dan uitdagend. En het weer strak maken van het aluminium tankje is ook al zo’n klus.
Twee jaren, twee kleuren
De modellen uit 1976 hadden “Shining Orange ” kleurstelling op de benzinetank en zijpanelen. De modellen uit 1975 waren “Tahitian Red”. Beide modeljaren zijn voorzien van spatborden, zijpanelen en de optionele koplamp met een metalen flake “Special Silver” lak en het frame van donkerder metal flake zilver / grijs. De koplampbeugels en de carterdeksels zijn in hetzelfde grijs uitgevoerd. Er zijn er maar een paar heel subtiele verschillen tussen de twee modeljaren.
Ons fotomodel heeft een complete historie en een volledig gedocumenteerde restauratie. Waar we de Honda vonden? Bij een antiekzaak in Drempt.
In Nederland werd een tijdje nog de honda tlr 200 verkocht, ik werkte toen in een motorzaak en heb de tlr200 een tijd gehad, prachtig machientje uitermate stil en een ongelooflijk mooi lopend blok.
Nu heb ik alleen nog maar wat foto’s.
Een voorzetje voor open doel: de Honda bij Venema in Drempt is te koop!