Met ‘moderne’ motoren heb ik helemaal niets. Motorbladen over die voor mij vreemde bedenksels lees ik nog wel. Maar ik moest wel twee keer slikken toen ik in een test las dat ‘deze motor het ideale platform voor je smartphone biedt’. En met de reclamekreet ‘release your ultimate darkness’ dacht ik meer aan een selfie van mijn anus.
Tot zover de theorie. En dan komt er iemand voorbij om zijn nagelnieuwe Harley-Davidson Road Glide te laten zien. In mijn optiek is het ding imposant. Bij de excursie rond de machine maak ik neutraal waarderende ‘tuttuttut’ geluidjes. De Harley is indrukwekkend in formaat en blingbling. Natuurlijk zijn er plenty elektronische regelneefjes aan boord en is de intussen bijna 2 liter metende motorfiets smartphonecompatibel.
Intussen spreken we over een merk met een ongelooflijke historie en een indrukwekkend aantal bijna-doodervaringen. De laatste keer dat het merk voor de ondergang werd behoed, was door het briljante instinct van Willie G. Davidson. William “Willie G.” Davidson was senior vice president en chief styling officer voor Harley-Davidson tot hij in 2012 op 78-jarige leeftijd met pensioen ging. Als kleinzoon van de oprichter en zoon van de voormalige president, hervond Davidson de manier om een gevoel voor traditie op verfrissende wijze toe te passen op de erfenis van het design van zijn voorgangers in zijn familie.
Dat deed hij feitelijk op uiterst conservatieve basis: hij behield en koesterde het V-twin-concept, maar deed daar optisch de mooiste dingen mee. Niet dat die dingen allemaal succes hadden, maar juist de ‘missers’ zijn nu hoogst gezocht. Denk aan de boat tails (foto: Dutch Lion Motors) en Harley caféracers.
In een jarenlange traditie probeerde Harley – let op het streepje, want daar zijn ze nogal scherp op – Davidson meer in het pakket te krijgen dan alleen maar dikke V-twins. Dat deed het bedrijf door andere (Europese) merken te kopen. In ons actieve geheugen zitten in die hoek geen succes-, maar alleen verliesverhalen. Inclusief de unieke (niet verder vertellen!) samen met of door Porsche ontwikkelde krachtbron in de bijna futuristische VRSC of V-Rod. De echte Harley-rijder is conservatief. Heel conservatief. Voor de Harley-adepten was de V-Rod te weinig Harley. Voor de rest van de motorwereld was hij niet interessant, juist omdat er Harley-Davidson op de tank stond…
Intussen mocht ik een rondje maken op de Road Glide. Blijkbaar is er heel veel onderzoek gestoken in de sound engineering. Het wereldberoemde ‘potato-potato’ geplof op nullast is nu geen spontaan gevolg meer, maar het resultaat van veel denk- en rekenwerk. Maar het klinkt bijna zo overtuigend als het Shovelheadblok dat ik ooit had. Verder is er een OS-gedoopt infotainmentsysteem met menuknoppen en een dik touchscreen. En er zijn natuurlijk rijmodi.
Ik heb me daar niet mee bemoeid en vraag me in stilte af of de eigenaar zich weg weet te vinden in al dat elektronische geweld. Maar de Road Glide rijdt prima. Hij zegt nog steeds ‘KLONK!’ bij het inschakelen. Maar is intussen ‘born 2 B mild’… en bijna beschaafd.
Blijven we met het punt dat er intussen hele generaties zijn waarvoor Harley-Davidson – dat al lang geen real American Steel meer is, onderdelen komen uit Mexico, Duitsland, Italië, Taiwan en Japan. En een kennis meldde dat hij zijn uitlaten liet maken in dezelfde fabriek waar Harley dat doet: in China – geen legende, maar gewoon ‘een merk’ is. Er zijn hele generaties die dat merk geen emotionele of financiële meerwaarde geven. Ze kochten zelfs de nieuwe 750 cc Harleys ‘Made in India’ niet.
Misschien is het cynisch, maar sinds het afscheid van Willie G. heeft Harley daarbij – weer eens – zijn ziel verloren. In Milwaukee regeren nu de managers en marketeers. En die zijn, buiten het feit dat ze weinig getalenteerd zijn, met handen en voeten gebonden aan het luchtgekoelde V-twin-concept. Tot de dood erop volgt.
Een gezegde luidt: “Every bird dies from it’s own song”. En als H-D niet verdomd goed zal opletten zal het oer conservatieve merk datzelfde lot ondergaan. Oer conservatieve adepten die niet mee willen met de tijd bepalen namelijk wat er gemaakt zal worden. Luchtgekoelde V-twins want iets anders willen ze niet. BMW wilde wel wat harder vooruit maar maakte indertijd een redelijk kapitale uitglijder door de boxer te willen laten voor wat het was en verder te gaan met 3 en 4 cilinders in lijn. Dat bleek te snel gedacht. Nu bleken er toch wel drie soorten BMW publiek te bestaan. Adepten die Vooruitgang met het nieuwe spul wel konden waarderen. Adepten die zowel lijnblokken als boxers het licht in de ogen gunden. Maar ook de adepten die alleen maar boxers pruimden. Dat laatste had BMW a priori waarschijnlijk niet direct zo ingeschat. En toen kwam er toch nog zoiets als de R1100. In zekere zin de redding. Ikzelf ben van beide maarrrr…. dan toch liever veel liever de boxer. Heel voorzichtig maar gedecideerd is BMW bezig geweest om de modernisering van de boxers door te voeren. Van 2V lucht gekoeld naar 4V lucht-/oliegekoeld en nu zelfs ‘vloeistofkoeling’. De boxeradepten gingen mee en werden uiteindelijk nog op bakken koppel en vermogen getrakteerd ook. Ieder merk kent zo wel zijn schare verstokte aanhangers, denk ik zo. Zo zie ik vier cilinder jankende buikschuiverrijders nou nog niet zo rap verliefd worden op een vriendelijk knorrende boxer. Al blaffen de recentere modellen best stevig, zo vind ik dan. Maar wie ben ik?
Top!
Idd, de Spaghetti-Harleys, waarvan de Cagiva Ala Verde’s afstammen, die doen mij dan weer eerder denken aan een extra grote dikke Zündapp, heerlijk zo’n kalme en koppelrijke 350 tweetakt.
Dapps zijn toppers!
Inderdaad Dolf, vroeger met veel plezier op “Rond-ge-Dappt”!
Het is niet dat H-D niet wil of kan, maar het koperspubliek vreet niks anders dan luchtgekoelde twins..
Al in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw bleek dat al, want de WSport met een in-lengte-geplaatste boxer en de eencylinders verkochten voor geen meter…
En dat zal uiteindelijk ook de ondergang van het roemruchte merk betekenen, tenzij de fans inzien dat het anders moet..
Amen