In de jaren zeventig en ook nog tachtig bestond het restaureren van een bejaarde automobiel bij velen nog uit het dichtsmeren van de in het koetswerk gevallen gaten.
Om het geheel nog wat meer ‘body’ te geven verdwenen er hele ochtendkranten in dorpels. Pur schuim, polyester matjes en vooral veel staalplamuur. Ook kippengaas en natuurlijk de zogenaamde Bitak om het geheel af te werken. De tijden veranderden, de restauratiewerkplaats deed zijn intrede. Ook dat stadium is deels gepasseerd. Liefhebbers volgen een uitdagende plaatwerkcursus, kopen de juiste gereedschappen en gaan zelf aan de slag. Een voorbeeld daarvan is onze lezer Hans Havenaar uit het Zeeuwse Goes. In eigen regie restaureert hij zelf een Morris Minor Traveller. Met veel kennis van zaken, tot in de puntjes. En mooi dat het wordt! Als u nu zou denken, daar-is-ie-dagen-en-nacht-mee-bezig, heeft u het mis. Hij reist ook nog door Europa en houdt zijn ogen open, zijn camera paraat. Wat hij op een van zijn reizen getraceerd heeft, dat leest u binnenkort in Auto Motor Klassiek…