We zijn aan het afsluiten voor het decembernummer
Audi 100. Het succesvolle geheim van Ludwig Kraus
“Het zou zomaar kunnen gebeuren dat ik na vandaag niet meer voor Auto Union werk.” Ludwig Kraus – in 1963 door Daimler Benz meeverkocht aan Volkswagen – heeft in het diepste geheim gewerkt aan een nieuw project. De Volkswagenleiding plant een onaangekondigd bezoek aan Ingolstadt en Kraus krijgt daar lucht van. Op de dag van de visite leidt de bevreesde Kraus VW baas Heinrich Nordhoff naar de ontwikkelingsruimte. Nordhoff is niet veel later compleet verbluft. Projekt Audi 100 wordt onder het doek vandaan gehaald. “Grünes Licht für diesen Wagen” is dat wat wat Kraus te horen krijgt. Die keuze legt het VW concern geen windeieren.
De nieuwe Audi 100 bezegelt het lot voor Audi in positieve zin. In het begin zou de F103 – opvolger van de DKW F102 – de enige naoorlogse Audi worden. Die blijkt vanaf 1965 al succesvol en dat gegeven inspireert Kraus om in het diepste geheim aan een nieuwe moderne middenklasser te werken. Kraus ziet weinig heil in het bestaande en steeds ouder wordende VW programma. Daarom gaat hij met weinig middelen en geavanceerde computertechnologie aan de slag met een nieuw model. Zo wordt de basis gelegd voor de 100, die in 1968 zijn publieksdebuut krijgt. De Audi 100 is in het begin als vierdeurs sedan leverbaar en krijgt een jaar later gezelschap van de tweedeurs sedan. De sedans, intern F104 genoemd, krijgen ook nog een coupébroer (F105) en dat is een volgend meesterwerk van Kraus, die laat zien in welke mate zijn Beierse geboortegrond hem inspireert.
Mitteldrückmotoren en de komst van de Coupé
De Audi 100 debuteert met voorwielaandrijving, vier portieren en een vergrote Mitteldrückmotor. Dat concept ontwikkelt Kraus nog in Daimler Benz dienst. Bij de overname van Auto Union door VW bedingt Wolfsburg dat dit type motor en zijn ontwikkelaar part of the deal zijn. De krachtbron debuteert in de F103, en wordt voor de 100 (de F104) vergroot naar een cilinderinhoud van 1760 cc. De krachtbron krijgt een onderliggende nokkenas die wordt aangedreven door een duplexketting. Ook verschijnt de meer potente Audi 100 S ten tonele en deze krijgt dezelfde motor met een registercarburateur. De in 1970 gelanceerde Coupé krijgt een 1871 cc motor die 115 PK aan de krukas legt. De nieuwe sportieveling laat zich zeker als Audi 100 herkennen, maar het plaatwerk in geen enkel opzicht overeen met dat van de sedans. Wat vanaf 1971 wel overeenkomt is de krachtbron. Die vindt zijn weg namelijk ook naar de nieuwe GL, het topmodel op sedangebied dat onder meer een grille met dubbele koplampen krijgt en boven het tamelijk luxe LS uitvoeringsnivo wordt geplaatst.
Veel vraag
Er is ondertussen veel vraag naar de Audi 100 varianten. Het dwingt Audi om de 100 bij te punten en voor het modeljaar 1974 wordt de voorzijde gemodificeerd, krijgt de achterzijde een retouche en verdwijnt de dwarsliggende veer ten faveure van veerpoten met schroefveren. In september 1974 ziet de 100 L het levenslicht. De belangrijkste noviteit is de integratie van de EA827 motor met bovenliggende nokkenas en 1588 cc. De EA827 krachtbron zal daarnaast decennialang en in meerdere configuraties een weg vinden in veel V.A.G. modellen.
Op weg naar het einde
Voor 1975 vinden de laatste modificaties plaats. De schijfremmen aan de voorzijde worden naar buiten geplaatst. De standaard stuurschakeling (de 1.6, de Coupé en de GL hadden wél vloerschakeling) vervalt en wordt vervangen door een pook op de vloer. Ondertussen dienen de eerste tekenen van opvolger 100 C2 zich aan, die in de zomer van 1976 de C1 zal vervangen. Verder wordt de eerste 100 voor Amerika nog een jaar langer doorgebouwd.
Belangrijk in verschillende opzichten
Audi is een volwaardig luxe merk van Volkswagen geworden. Inmiddels is de Audi 80 vanaf 1972 leverbaar. De Audi 100 is een daverend succes gebleken. In het begin was het de bedoeling dat er 100.000 stuks gebouwd zouden worden. Zelfs Ludwig Kraus – de eigenzinnige en revolutionaire ingenieur – zal nooit hebben kunnen bevroeden dat de teller stopt bij 827.474 gebouwde exemplaren van het model dat de terugkeer van Audi definitief voortzette.





Het prachtige rijgedrag. Rechtuit lopen alsof je op rails reed. Zeldzaam goed. Prachtige auto’s. De onderdelenpolitiek van VAG is idd een dingetje. Als voorbeeld het korte slangetje van tankpijp naar de tank van een VW Sharan. Toen absoluut niet te verkrijgen zonder een nieuwe tank erbij aan te schaffen. (Jawel!!) Als je dan naar de Ford dealer om de hoek ging en vroeg om dat slangetje voor de op dat punt identieke Galaxy, dan hadden ze het gewoon voor 15,- oude munten of zo gewoon in het rek liggen(!). Met dat stukje slang in de hand, waar zowel het logo van Ford als ook het logo van VW op stond, terug naar VW om opheldering te vragen, keken ze nog onbegrijpelijker als dat ze water zagen branden. Te gek voor woorden maar het was, hoewel onbestaanbaar, wel een feit. En zo waren er nog meer van die akkefietjes …
Mijn vader had een Audi 100, bouwjaar 1971, de basisversie met 1800 cc motor. Qua verbruik ws er niets mis mee (10 l/100 km), maar het was een heerlijke wagen om mee te rijden. Voordien hadden we een Kever en het verschil was enorm.
Ik heb begin jaren ’70 een Audi 72 gehad , dat was de eerste met een mitteldruck motor en wat mij het meest is bijgebleven was het verbruik van de auto, met Aral benzine kon ik ongeveer 100 km verder komen met een volle tank dan met andere benzine, dat heb ik later met andere auto’s nooit meer gehad, het was geen inbeelding want steeds met Aral kwam ik kon ik later tanken, ik heb nooit geweten hoe dat kwam.
Prachtige wagens, toen bouwde Audi nog mooie auto’s!
Ik heb een Audi 100 coupe gehad van 1997 tot 1999. Deze wou ik toen terug in showroomstaat brengen.
Zeer mooie wagen, maar een complete ramp om (wereldwijd) onderdelen voor te vinden (toen al)
Zelfs slijtageonderdelen zoals remschijven/remschoenen, uitlaat en de meest essentiele onderdelen waren in de jaren 90 al nergens meer verkrijgbaar.
Ik was toen lid van de Audi 100 coupe club in Amstelveen in de jaren 90.
Toen waren er nog 120 coupe’s in de club, daar schiet nu niets meer van over wegens de slechte VAG onderdelenpolitiek.
Na deze audi was het voor mij duidelijk, nooit meer een VAG product.
Nou, misschien heb je niet genoeg je best gedaan of niet de juiste ingangen ( audi vrienden ) gehad, want er was genoeg te krijgen, zeker in Duitsland !
Zelfs anno 2022 ( ik ben nu aan het restaureren ) kan ik putten uit een zelf aangelegde voorraad.
Ik kan er zelfs 3 maken als ik dat wil.
–
Maar 1 ding is zeker: er is geen mooiere auto dan een Audi 100 Coupè S ! ! !
In 1998 had ik ook al via de Duitse Audi 100 coupe club geprobeerd. Bij hun kon je toen uitsluitend nog onderdelen kopen als je lid was van hun club. Hun jaarlijkse clubgeld bedroeg 5000 Mark, naast de prijs van de onderdelen. Dat was me toch een brug te ver voor wat onderdelen
Eind jaren 70 reed ik trots in een 2e hands rode 100 Coupé S, een geweldige wagen. Helaas heb ik er maar 3 jaren in kunnen rijden, daarna kreeg de auto teveel mankementen om ermee door te gaan. Hij is nog een jaar gestald geweest bij een boerderij in Santpoort, waarna ik hem naar de sloop in Haarlem heb moeten ‘rijden’ (getrokken door de auto van een vriend). De middenconsole met instrumenten heb ik nog steeds in een doos thuis staan, ter herinnering aan deze sportieve wagen. Op de foto een facebook-bericht dat ik geplaatst heb in juli ’19.