Het is zomer. Ik zit met mijn blote voeten op het laminaat achter mijn beeldscherm. Mijn sokken hangen te drogen aan de CV-radiator. De onderkant van mijn broekspijpen is nat. Buiten staat mijn motor enorm watergekoeld te zijn. Een goede vriend van me is na een kort ziekbed overleden en de Bovag sprak trouwens de zorg uit dat wij motorrijders allemaal gaan uitsterven. Dan zijn we een bedreigde diersoort!
En dat is weer een goeie optie. We zullen geknuffeld worden. Op de televisie zullen we opnames van smachtende motorrijders zien. “Kijk maar naar zijn buikje. Hij heeft hongeroedeem.” Welnee muts, dat is gewoon omdat ik geen sixpack maar een heel fust meedraag! Laat de hulpgoederen maar ingevlogen worden en laat iedereen geld storten op giro 555. Misschien redden we het dan. Of niet. Maar dan heeft er iemand over een aantal tienduizenden jaren de dag van zijn leven als hij/zij/het tijdens opgravingen een deel van een BMW-O-Saurus Rex vindt.
In de tussentijd zouden importeurs en regenten in Den Haag, Brussel en Athene iets heel bizars kunnen doen. Ze zouden zich kunnen afvragen: “Maar hoe is het gekomen?”
Dan kom je op een tijdlijntje. Eerst waren motorfietsen vervoermiddelen voor sloebers met te weinig geld voor een auto. De zijspannen waren het gevolg van het feit dat die stakkers niet alleen werkten en sleutelden. Sommige motorrijders kregen een relatie en werden met hun eigen vruchtbaarheid geconfronteerd. Een zijspan was dan het ultieme zwaktebod.
Toen kwamen er gelukkig goedkope autootjes en de inkomsten gingen omhoog zodat die sukkels van motorrijders eindelijk hun 150, 175, 250 en loeizware 350 cc machines konden laten staan om zich een vierwieler met het kenteken DD aan te schaffen. Dat waren VW-tjes, Opeltjes en Fordjes uit Duitsland. Die waren daar als schadeauto’s van de weg gehaald, ze werden hier vet opgeknapt en van een speciale lettercombi op het nummerbord voorzien. ‘DD’ werd lacherig verbasterd tot ‘Duitse Deuk’.
Zo omstreeks het midden van de jaren zestig wilde geen hond meer dood gezien worden op een motorfiets. Alleen in Amerika rosten er nog wat criminelen op rond. Dat was geen reclame voor de soort. De vader van een vriend van me kocht toen een goedlopende Harley Davidson voor 110 gulden. Zijn familie lachte hem uit. Ongeveer diezelfde tijd bedacht Soichiro Honda dat hij qua bedrijf groter wilde groeien. De maatschappij was er aan toe. Er was ruimte voor iets kleins, betrouwbaars op twee wielen. De Honda 50 cc Supercub werd geboren en veroverde onder Honda’s strijdkreet “You meet the nicest people on a Honda” de wereld.
Motorrijden werd weer sociaal aanvaardbaar en terwijl de BMW-aandeelhouders in gedachten al afscheid hadden genomen van hun motorfietsdivisie… Nou ja. Japan veroverde uiteindelijk toch de wereld. En economisch ging het steeds beter. Dus de motoren werden steeds beter. Steeds groter. Zwaarder. Sneller. Betrouwbaarder ook.
De generatie motorrijders groeide mee. De voormalige student op een krakkemikkige Liberator – want geen geld voor een echte motor of een auto – evolueerde tot een universitair geschoolde veertigplusser op een Honda Goldwing of BMW 1600. Vreemd genoeg werd hij er niet blijer van. Want zijn nieuwe motorleven gaf hem niet een fractie van het avontuur uit zijn jeugd. Hij werd er ook geen twintig meer door.
Zou er toch nog hoop zijn?
Voor ons als soort? Misschien. Misschien gaan al die mensen in de files eens nadenken. En de financiële beperkingen van de jeugd en de onbetrouwbaarheid van de NS kunnen het motorrijden ook weer op de rit zetten. De verkopen van nieuwe motoren zit blijkbaar in de lift. Maar ook in de budgethoek zit leven. Net als vroeger…
Mijn eigen zoon was bijvoorbeeld student. Hij wilde zijn eigen rijtijdenbesluit onder zijn kont hebben. En 400 euro voor een nette Jawa van de soort die tot voor kort niemand wilde hebben was niet onoverkomelijk. Mengsmering mixt hij zelf. De onderdelen zijn bijna voor niets. Zoonlief leert wat sleutelen en ervaart weer de zuivere sensatie van het motorrijden. Hij wordt dus nat en koud deze zomer.
weer een schitterende column Dolf.
de tijd van een loeizware 350, ja dat was toen zo. Die DD-kentekens herinner ik me ook nog. Kregen trouwens ook behoorlijk publiciteit op een gegeven moment.
Uitsterven van het motorrijdengeloof ik (nog) niet in. Zolang de volgende kreet werkt: ‘Four wheels move the body, two wheels move the soul’, is er hoop.
Twee van mijn zonen rijden ook, en nummer drie wil niet achterblijven, dus misschien zit er ook nog een soort erfelijkheidsfactor in het gebeuren. Of ze snappen gewoon wat de dynamische manier van vervoer is. Maar nat en koud worden hoeft tegenwoordig bijna niet meer, de tijd van afzien zoals in de 60/70-er jaren is er niet meer bij.
16 Jarige dochter van een vriendin ook helemaal geks van alles op wielen, met een voorkeur voor 2 wielig vervoer, met verbrandingsmotor. Rijdt nu rond met een youngtimer schakelbrommer, mooi om te zien.
Er is nog steeds hoop, al vind ik dat ook wat negatief klinken. Motorrijden zal altijd wel blijven, in meerdere varianten, woon-werk, alledaags vervoer, juppen/ knotjes statements. Met verbrandingsmotor en elektrisch.
Op basis van verkoopcijfers roepen dat de motorrijder uitsterft is de stem van de markt, waar groei het enige goede is..
Gelukkig is mijn 16-jarige petekind (dochter van mijn beste vriend) helemaal gek van motorfietsen. Wil ontzettend graag haar motorrijbewijs halen en gaan motorrijden.
En haar oudere zus van 18 is van de oudere auto’s. Als die eind dit jaar haar rijbewijs heeft mag ze van haar moeder gaan shoppen met oom Rolf voor een lekkere ouwe Volvo 240, 940 of wellicht een Rover 75. Ze houdt ook van grote auto’s, niet van klein gepruttel. Dit weekend gaan hun vader en ik met de dames waarschijnlijk weer weg op de motor. Vinden ze fantastisch.
Er is hoop.
Het spijt me te horen dat je vriend is overleden, wens zijn naasten sterkte toe en dat zijn motor in de familie moet blijven.
Als mijn info klopt, waren die Duitse deuken eigen total loss verklaard en de Duitse wet verbood dat deze voertuigen opnieuw in het verkeer kwamen.
Goedzo; niet elke Millenial/ Generaties Z is een linksgedraaide havermelk met pijnboomhars koffieleut…zelfs in die doelgroep zitten mensen met olie (synthetisch, dat weer wel) in het bloed.
Wanneer ik de VFR uit ’91 op school in het fietsenhok parkeer, drummer de scooterpuisterigen samen en klinkt zelfs een: “vroeger waren ze toch mooier!”…
Er is hoop, ook voor het klassieke spul.
Genoeg die niet malen om een lekdrupje olie, of een tiewrappie meer of minder.