Natuurlijk zette Honda met de CB 750 OHC machines mondiaal de norm voor viercilinder motorfietsen. Maar dat Honda een pionier op het gebied van viercilinders was? Neen, want één van de eerste Superbikes, en een heel vroege viercilinder, dat was geen Japanse-, maar een Amerikaanse motorfiets: De Henderson.
Een hele sterke jongen
Die krachtpatster was een creatie van William ‘Bill’ Henderson. En de machine werd geboren in Detroit, in 1912. De luchtgekoelde kop/zijklepper had een cilinderinhoud van 1.068 cc en het motorblok zat het de krukas in de lengte in het rijwielgedeelte gemonteerd. En al in 1912 werd de secundaire transmissie verwezenlijkt met een ketting in plaats van met zo’n rekkende en slippende riem. Latere versies kregen een drie versnellingsbak en waren mede dank zij de dubbele buizenframes compacter geworden. En voorvering hadden deze Hendersons ook al. In de loop van de jaren groeide de cilinderinhoud naar een indrukwekkende 1.298 cc.
De zaak werd verkocht
Henderson verkocht zijn creatie en gedachtegoed in 1917 aan het in Chicago gevestigde Excelsior van Ignaz Schwinn en trad aansluitend als constructeur bij dat bedrijf in dienst. Een begenadigd technicus zijn houdt immers niet in dat zo iemand ook een geboren ondernemer is. Ignaz Schwinn was een Duitse immigrant en was na een succesvolle aanloop in de fietsenbranche in de motorfiets business gegaan. In 1917 had Schwinn daarom een enorm complex voor de bouw van motorfietsen neer laten zetten. Op het dak daar van konden de motorfietsen worden ingereden. De Henderson vervolgde zijn leven als ‘Henderson X’.
Niet geboren om personeel te zijn
Maar Henderson was blijkbaar niet in de wieg gelegd om zijn leven in loondienst door te brengen. Hij vertrok in 1919 bij Excelsior en bedacht een nieuwe viercilinder in lijn. Dat werd de Ace. Nadat Henderson in 1922 dodelijk tijdens een testrit dodelijk veranderde dat merk in Indian-Ace.
De Henderson constructie bleef nog tot 1931 bij Excelsior in het programma. Tegen die tijd was het maken van motorfietsen niet meer rendabel genoeg voor Schwinn, daarom stopte hij er mee.
De door Arthur Lemon door ontwikkelde Henderson kreeg de typenaam ‘K’ en werd in 1920 voor het eerst aangeboden. De Henderson was inmiddels geëvolueerd tot ideale zijspantrekker. Tegen meerprijs was er dan zelfs een achteruit versnelling aan boord. De laatste versie van de Henderson, de KJ, was weer een kop/zijklepper en leverde dankzij de gemonteerde Schebler valstroom carburateur 40 pk.
Intussen zijn deze motoren museumstukken en serieuze investeringen
Op treffens en veilingen kom je ze met enige regelmaat tegen, maar echt rijden doen deze topstukken van weleer niet vaak meer. En dat is toch eigenlijk jammer. Maar ja: hoe rijk en bevlogen moet je zijn om eens lekker te gaan rondrossen op een motor waar op een veiling in de buurt van een half miljoen dollar voor wordt afgetikt. En: kan een motorfiets zo leuk zijn dat je er zo’n bedrag voor neer telt? Of is dat bedrag alleen een zaak voor koudbloedige investeerders en speculanten die denken dat hun aanschaf over een jaar nog een ton meer opbrengt?
De Henderson X