De R4, de nieuwe 2CV
Klassiekerliefhebbers 1.0 zullen het niet helemaal snappen. Maar klassiekers zijn nu voor aardig wat mensen ‘lifestyledingetjes’. Zo is er een hele generatie jongeren/dertigers/hipsters opgedoken die blind op 2CVs is.
Het is een kwestie van vraag en aanbod. En blijkbaar zijn er nog aardig wat mensen die wat te besteden hebben buiten hun hypotheek en smartphonebundels. De tussenscore is intussen dat eenden heel stug aan de prijs zijn.
En dan komen we bij de tweede keus voor mensen die ‘gewoon zo’n soort autootje’ willen hebben, maar die niet in de vijf cijfers voor een eend willen gaan: De R4. En die keuze is dan weer hinderlijk voor de zuivere R4 passionado’s. Maar toch…
In 1948 presenteerde Citroën de 2CV. Daar had Renault nog even direct geen antwoord op, maar het gaf Renault wel de tijd en de kans om eens rustig te bekijken wat de sterke- en zwakke punten van de 2CV waren. Slim. De Président-Directeur Général, zeg maar de CEO, van Renault zei het zo: “Ontwerp een auto die minder lelijk dan de 2CV, maar niet zo mooi als de Dauphine is’. De nieuwe Renault moest meer stedelijk dan plattelands (2CV) gericht zijn. En hij moest ook door vrouwen bereden kunnen worden. In juli 1961 was het zo ver. De nieuwe voorwiel aangedreven Renault deelde alleen het motorblok met zijn voorganger het ‘bolhoedje’. Hij had geen zelfdragend chassis meer, maar een platformchassis.
In Frankrijk sprak men van de ‘4L’ (uitgesproken als “Quatrelle” of “Quatre ailes”, wat ‘vier vleugels’ betekent)
Het was een 100% praktisch vervoermiddel geworden. Zo was de bodemplaat vlak en werden de wielen onafhankelijk met torsiestaven afgeveerd. De vaak vergeten R3 was het absolute instapmodel, het was een chroomloos doosje op wielen met een 22,5 pk 603 cc blok. De R4 had een 747 cc motor die 26,5 pk sterk was en die de auto 100 km/u snel maakte tegenover de 95 km/u van de R3. De R4 Super was een woest luxe beest met een vermogen van maar liefst 32 pk. De eerste versnelling van de drie versnellingsbak was nog niet gesynchroniseerd. Daar kwam eind 1962 een eind aan.
Daarna evolueerde de R4 door de jaren heen, tot het concept technisch en qua milieueisen door de tijd was ingehaald.
Even opletten
Het platform is – net als bij eenden – roestgevoelig. Bekijk de langsdragers en de montagepunten van de torsiestaven met enige argwaan. De nokkenasketting is een aandachtspuntje, net als de rubbers van de voortrein. De technische onderdelenvoorziening is okay, maar specifieke delen voor R4’s uit de zestiger jaren worden moeilijk te vinden. Denk aan grilletjes, drieversnellingsbakken en zes volts elektriekerij.
Maar al met al beletten de beperkingen van zo’n R4tje AMK lezer Hans Beltman en zijn partner niet om per R4 naar Italië en terug te reizen. “Je moet geen haast hebben, niet op comfort letten en niet zeuren over de geluidsproductie’.
En zo is het maar net. De R4 kreeg tot op heden niet de cultstatus die de Citroën 2CV heeft, maar is bezig aan een serieuze inhaalslag. De auto was zo algemeen, dat het conserveren of cultiveren van de auto simpelweg niet werd gedaan. Gelukkig zijn er nog aardig wat overlevenden.
Pas de laatste jaren neemt de cultstatus van de R4 toe. Zoals gezegd geholpen door de prijsstijgingen van de eenden. In Nederland was de R4 te koop tot in 1986, maar de productie ging in onder andere Slovenië bij door tot in 1993. Er zijn in totaal meer dan 8 miljoen Renaults 4 gemaakt.
De bekendste variant van de R4 was de Fourgonnette: de R4-bestel
Voor velen is dit de typische auto voor kleine Franse zelfstandigen, en vaak is dit uit vakantieherinneringen ook de auto waar mensen aan denken bij het horen van de Renault 4. De Fourgonnette was er in twee uitvoeringen, de F4 en de F6, waarvan de F6 de grootste was. De bestelversie was jarenlang de best verkopende in zijn klasse.
De laatste 1000 Renaults 4 kregen een afscheidsnaam
Dat was de Bye-Bye-serie, waarbij elke auto werd voorzien van een nummer, dat terugtelde tot 1. Deze serie werd alleen in Frankrijk verkocht. De Bye Bye werd rond de jaarwisseling van 1992/93 geproduceerd.
Maar voor de Echte Eendenliefhebbers is zo’n R4 natuurlijk echt geen alternatief…
Met z’n tweeën naar Italie? Met z’n tweeën naar Gambia, dwars door de Sahara en de potholes van Senegal. Dat was pas een rit (2004). En de R4 gaf gern krimp….
Met z’n tweeën naar Italie? Met z’n tweeën naar Gambia, dwars door de Sahara en de potholes van Senegal. Dat was pas een rit (2004). En de R4 gaf gern krimp….
De opvolger van de r4 staat langzamerhand ook al in de belangstelling volgens giugaro de fiat panda. Ook een no nonsense autotje.
En wat dacht je van de twingo?
Devoorloper van de R4, de Juvaquatre ook als Fourgonnette blijft lekker inconnue en ondergewaardeerd