We brommen met zijn tweeen door de verlaten Flevopolder. Het schemert. Naast de weg wemelt het van de bermkassa’s en hoogst actieve snelheidscontroleurs hebben de regio beroemd en topveilig gemaakt.
Het autootje in de verte wordt dan ook met argdocht en achterwaan benaderd. Er stapt een vrouw uit die vriendelijk zwaait. We stoppen en zetten onze brommers veilig neer. De SEAT hangt wat treurig over rechts. Een platte band. De jonge dame in kwestie heeft dat ook gemerkt en wijst ons op het fenomeen. We vragen :”Heb je een reserveband?” Die heeft ze. “Hij ligt achterin”. “Heb je een krik?”. Die heeft ze ook. Die ligt ook achterin. We worden mild nieuwsgierig. “Maar waarom verwissel je dat wiel dan niet?” Er vonkt in het vallende duister iets opstandigs in haar ogen. “Maar zien jullie niet dat ik daar helemaal niet op gekleed ben?” In het bosje naast de gestrande auto zit een vogel die ook al zo keurig gekleed is. Het zakl heersen in de polder, denken we.
We hebben er niet zoveel kijk op en het wordt rap donker. Maar we zien wel degelijk dat deze dame niet is wezen shoppen bij de Wibra. “Zo. Dat is slim. Wij eigenlijk ook niet. Toch? Hoe lang sta je hier al?” Dat was een minuut of vijf pas. “En hoe lang blijf je staan als niemand je helpt?” We worden nieuwsgierig. Met de zucht van een juf die wat uitlegt aan de domste jongetjes uit de klas verzucht Blondie: “Nou ja, als je een vrouw in nood ziet, dan ben je toch wel een ontstellend stuk onbenul als je haar niet helpt”.
We kijken elkaar eens schattend aan. “Wij denken niet dat je in nood bent. Je bent gewoon te beroerd om zelf wat te doen. We gaan lekker verder. Het is 2014. Het zou te rolbevestigend zijn als we hier nu wielen gaan wisselen”. We groeten vriendelijk en starten de paarden weer. Achter ons komt een auto aanrijden. Onze gestrande prinses zet een voorzichtige stap uit de berm. In onze spiegels zien we hoe ze een hand omhoog steekt. Later staan we bij het tankstation in de buurt van Bunnik koffie te doen en cholestrol te happen. Reizen maakt hongerig. En nog best koud.
Terwijl onze kaken vet vermalen, platte calorieen zetten immers niet aan, komt onze voormalige gestrande prinses het tankstation binnen. Ze groet vriendelijk. Uit de koeler haalt ze een fles trendy water en ze rekent haar accijnssap en het water af.
Dan loopt ze ontspannen naar ons toe. “De volgende die stopte hielp me wel. Ik hoefde niet eens mijn zielig te klinken. Zijn alle veertig plussers zo recht in de leer? Ik dacht juist dat jullie allemaal midlifelosers waren op jacht naar jullie verloren jeugd”. Daar klinkt toch weer wat venijn in door.
Wij melden dat we geen fundamentalisten van het soort mannen 1.0 zijn, maar juist enorm flex. En dat we geen midlifecrisis kennen of zullen kennen omdat we altijd wel de dingen hebben gedaan die we wilden. Blondie kijkt bezorgd: “Heb ik dat weer. Tref ik een stel gelukkige kerels”
uit: mannen, motoren en (wat) meisjes