De sluitingsdatum voor het decembernummer is 21 oktober
Kawasaki 250 S1 – Rooksignalen uit Akashi

De jaren zestig en zeventig waren niet voor watjes. Zeker niet in Japan, waar de grote merken elkaar met snerpende tweetakten te lijf gingen. Suzuki had z’n T20, Yamaha z’n YDS-reeks, en Kawasaki? Die kwam met iets wat iedereen deed slikken: de driecilinder.
Foto’s: Hans Smid
Van vliegtuigen naar jankijzers
Kawasaki was toen nog een beetje de ruwe jongen van de klas. Een fabriek die ook schepen, treinen en onderzeeërs maakte, maar ineens besloot dat motoren ook leuk waren. Eerst nog wat schaamteloos knutselen met Britse BSA-techniek (de W1, weet u nog), maar al gauw ging het gaspedaal vol open richting eigenzinnige tweetakten.
In 1963 stond de eerste echte Kawasaki op eigen benen: de 125 cc B8. Die kleine dondersteen won meteen een heel motorcrosskampioenschap. Het was het begin van iets groters. Heel wat groter, zo bleek toen in 1969 de H1 Mach III verscheen. Een 500 cc driecilinder die zó hard ging dat menig jongeman er via de spoedeisende hulp over napraatte.
De kleine triple die het grote werk deed
Na de H1 en de nog wildere H2 Mach IV werd het tijd voor wat milds… althans, op papier. In 1972 kwam de 250 S1. De kleinste driecilinder uit Akashi, maar nog steeds een pittige rakker. Driemaal Mikuni-carburateurs, een handzaam gewicht van 155 kilo, en een klank die zelfs de nuchterste buurman in zijn tuin deed stilstaan.
De vormgeving was vooruitstrevend: een strak kontje met ingebouwd achterlicht, een voorspatbord dat direct aan de vorkpoten hing. Geen beugels meer, dat was passé. En in de cockpit? Alles keurig ondergebracht in twee forse klokken, precies zoals het hoorde in de vroege seventies.
Rijgenot met rookspoor
Wie er ooit eentje startte, vergeet het niet. De drie pijpen achter spuwen een geur die elke klassiekerliefhebber doet glimlachen: olie, benzine en jeugdherinneringen in één mengsel. De S1 was geen beest als z’n 500- en 750-broers, maar wel de meest handelbare. Hij schakelde soepel, liep verrassend netjes stationair en liet zich in bochten tot op de rand rijden.
Tot pakweg 6000 toeren deed hij beleefd wat je vroeg. Daarna ging het luik open. De machine jankte, de rook kringelde, en de benzinemeter begon zijn aftelshow. Een funbike pur sang.
Van roker tot klassieker
In 1973 begon de oliecrisis en doofde het feest langzaam uit. Milieuregels, zuinigheid en viertakten namen het over. Maar anno 2024 kijken we met hernieuwd respect naar die tijd. De 250 S1 is een herinnering aan toen motorrijden nog een beetje ruig, een beetje gevaarlijk en vooral léuk was.
Wie vandaag een nette S1 weet te vinden, heeft niet alleen een stuk techniekgeschiedenis, maar ook een motor die met een druk op de kickstarter de geur van vrijheid verspreidt.
Het hele verhaal – inclusief technische details, achtergrond en prachtige foto’s van deze kleinste triple – lees je in het oktobernummer van Auto Motor Klassiek, nu in de kiosk.
2tacten, heeeerlijk.
Het geluid, de geur.
En dan niet die goedkope bocht.
Maar fatsoenlijke Putoline of Castrol is een streling voor de neusvleugels.
En dan dat heerlijke huilen op toeren.
Oeps, ik moet even een tissue gaan pakken 😉
Niet helemaal correct; een klein Japans merk kopieerde en bracht de W1 650cc uit.
De verkopen liepen redelijk, maar het merkje had de financiën niet het groots(er) aan te pakken.
Kawasaki had geen ervaring met motorfietsen, kocht zich in het merk in, en werd eigenaar van dit kleine merk Meguro.
Nu jaren later brengt het een ode aan dit merk, door een motorfiets onder ‘eigen naam’ uit te brengen.