“Nee. Ik groet alleen andere Harley-Davidson-rijders” ‘Harley – Davidson’ werd zo uitgesproken dat je zelfs het koppelstreepje (waar de Amerikaanse marketeers zo aan hechten) kon horen. Het was zo’n opmerking in een prettig oppervlakkig, maar toch zinloos gesprek tijdens een toevallige ontmoeting…
Nou ja: dat groeten weet wat, hoor! Ooit deden ‘we’ het omdat we een gering aantal wat armoedige zonderlingen op onbetrouwbare voertuigen waren. Je herkende en erkende elkaar als blijmoedige tot sombere randfiguren. Je groette elkaar uit broederschap en het feit dat je elkaar nodig had bij pech onderweg.
Want het was de tijd dat er nog geen mobiliteitsgaranties waren, maar er was nog wel in elk geval basale technische kennis. En hoe moeilijk waren tweetakten of stoterstangen viertakten nu helemaal? Het hoogste technische vernuft zat hem nog in de contactpunten. En daarvan had je toch altijd een setje bij je. Samen met een verse condensator waterdicht opgeborgen onder de buddy.
Maar pech onderweg is niet zo gangbaar meer tegenwoordig. Mensen willen de tank nogal eens leegrijden omdat ze zo weinig rijden. Maar dat is geen pech. Het groeten is daarentegen niet van de lucht. Als ik het de laatste tien jaar eens bekijk, dan ben ik enorm vaak gegroet. En omdat motorrijden tegenwoordig een lifestyle dingetje is, is het op mooie dagen heel druk met motorrijders die zo ongeveer allemaal dezelfde erkend mooie routes rijden. Als ze tegenliggers zijn, dan groeten ze. Als ze je inhalen maken ze tegenwoordig vaak dat schopgebaar met de rechtervoet, een dankbaarheidsritueel dat uit Frankrijk is overgenomen. Fransen geven dat ‘schopje’ als dank tegenover automobilisten die zo vriendelijk waren om ze te laten passeren. ANWB-fundamentalisten hebben na Franse vakanties thuis vaak geschokt verteld over de agressieve Franse ‘motards’: “Ze haalden ons in en schopten naar ons!”. Zo komen misverstanden de wereld in.
Motorrijders groeten elkaar dus. Sterker nog: er is een stroming die motorrijders als ‘broederschap’ ziet. Van al die positiviteit zou je heel blij kunnen worden. De afgelopen tien jaar heb ik onderweg drie keer met pech gestaan. Een keer met een Suzuki XV800 (of is het nou een VX 800? Maakt niet uit. Het ding had een cardan en was dienstfiets) door een platte accu door een kapotte dynamo. Mijn ouwe dikke Guzzi kreeg een lekke band op Oudenrijn. En bij een ex-Russische driewieler draaide de cardanas uit zijn splines omdat de cardanas en de meenemer niet van staal, maar van gevuldekoekendeeg waren.
Alle drie die keren werd ik overtuigend talloze keren voorbij gereden door ‘brothers’ op ‘bikes’. Er stopte er geen eentje. In twee gevallen werd er wel gestopt. Door automobilisten die ‘vroeger’ motor hadden gereden. Ze konden me helaas niet helpen.
De Suzuki werd op gang gebracht door de accu aan de dubbel gespierde oplader van de WegenWachter te hangen. De accu had het zweet op zijn flanken van het laadampèrage, maar er zat voldoende prik in om met het hele verhaal de thuisbasis te halen. Op weg naar huis werd ik gegroet door motorrijders.
Op Oudenrijn wilde de WegenWacht niets aan de platte achterband doen omdat we te gevaarlijk stonden. Hij belde om een bergingsvoertuig. Na nog een dik uur wachten (voorbij rijdende motorrijders groetten me joviaal terwijl ik achter de vangrail stond) kwam er een bergingsauto. De Guzzi werd opgeladen en werd op een steunpunt uitgeladen. Ik werd bij een bushalte afgezet. De volgende dag regelde ik even een ander wiel. Ging met dat wiel per OV weer naar de WegenWacht crèche voor verloren motorfietsen. Het wiel met de lekke band ging bovendeks mee terug naar huis. Op weg naar huis werd ik niet gegroet. Het was op een doordeweekse dag. Het regende. Er waren geen broeders onderweg.
Dat er niemand bij een defecte Ural durft te stoppen is koudwatervrees. Ik belde aan bij een woning aan de motortoeristisch zo prettig liggende route en vroeg of ze een boormachine hadden. Die was er. Ik mocht hem, met 20 meter verlengsnoer, na uitleg wel even lenen. De mof van de meenemer en de cardanas kregen een 8 mm piercing. Door dat gat stak ik een M8 bout. Op de bout kwam een moer. Spullen weer inleveren. Koffie krijgen. Borenuitleenfamilie bedanken. Hop! En rijden maar weer!
Intussen zijn er weer aardig wat pechloze kilometers gemaakt. En ben ik weer heel vaak gegroet. Maar andere motorrijders (terug) groeten? Dat doe ik alleen nog maar buiten het seizoen. Of als ze bedaard op een klassieker rijden. Gewoon omdat ook zwaaien te overweldigend kan zijn.
Maar als ik er eentje met pech zie staan? Dan stop ik
Al is het alleen al om te vragen of de pechvogel al om hulp heeft gebeld.
Stoppen voor gestrande automobilisten doe ik als ze tenminste niet de hulp afwimpelen met een blije glimlach en met een duim omhoog van ‘dat het al geregeld is’ of als de Wegenwacht er al bij staat.
Laatst stond er bij het winkelcentrum een gestrande Toyota van miniformaat waarvan de startmotor alleen nog maar ‘krrrrr’ zei. De accu was bodemloos leeg. Terwijl mijn echtgenote dan maar even alleen de supermarkt in ging, ben ik naar de alleraardigste mijnheer met de Toyota teruggegaan en heb hem gevraagd of ik hem even mocht helpen door overstarten. Zijn gezicht ging van ‘help wat nu?’ naar ‘standje blij’ Hij bleek desgevraagd zeer weinig te rijden waarna de accu (nu het winter is) erg diep ontladen geraakt was. Onze Ford er met snorrende krachtbron bij, startkabeltjes eraan, een minuutje laten betijen en de Toyota gestart. Meteen lopen. Met mijn advies op zak om de accu een vol etmaal aan de lader te hangen reed hij na vertrouwenwekkend opvolging van het advies beloofd te hebben en na een woord van dank weer huiswaarts.
Drie jaartjes geleden stond er op de A79 een jongen met een Aprillia 2T racer helemaal stil. Zonder alarmlichten was dat een hachelijke situatie op die plek. Ik parkeerde mijn R1150R achter de gestrande Italiaanse top atleet en deed de alarmlichten aan. Het verhaal van de jongen gaf een klip en klaar beeld. De ontstekingsversterker had het simpelweg begeven. Nu hij al 20 minuten stil stond was de kans reëel dat het ding weer zou kunnen ‘bollen’ en zo vatten wij het plan op om bij de volgende afrit de rust op te zoeken en ‘repatriëring’ naar zijn thuisstad te regelen. Met de 1150 als achterwacht erachter werd de zoet ruikende 2Takter weer succesvol tot leven gewekt. Volgas haalden wij de afrit ook maar nét want bergafwaarts, weg van de snelweg op de afrit, hield de vonkenfabriek het zoals verwacht weer voor gezien. Hoewel niet kunnen repareren, toch alweer een goede daad verricht.
Wat dat groeten betreft. Ach, ik doe er lief aan mee als de tegenpartij ook lief doet. Als ik echter weer zo’n Harley rijder tegenkom met Stahlhelm op, een shawl voor mond en neus en cum laude geslaagd voor een ‘opleiding boos kijken’ terwijl hij een groet terugheeft welke internationaal ‘fuck you man’ betekent, zo worden per reflex duim en vingers mijn zwaaiende hand acuut ingeklapt op de middelvinger na. Daarmee communiceer ik dan meteen op niveau met de tegenpartij. Hebben we dat ook weer gehad.
Zwaaien doe ik alleen nog maar in de winter als het vriest of als het pijpestelen regent (en dan ook in de zomer). Stoppen doe ik niet meer, je kunt dat moderne spul toch niet repareren. Is het een oud lijk, ja dan stop ik nog wel.
En dan nog wat, als je met een lekke band door de ANWB wordt gedropt bij Motoport Rotterdam, dan wordt je door hen NIET geholpen, ondanks dat ze de binnenband gewoon op voorraad hadden. Ze mochten hun bb houden, ik had plakspullen bij me….
Opeens had de benzinekraan drie standen: dicht, gesloten en niet open.
niet van staal, maar van gevuldekoekendeeg.
Ik wilde dat ik zo creatief met woorden was, heerlijke stukje som te lezen.
En tja, zwaaien.
Ik rijdt helaas te weinig motor meer om er ervaring mee te hebben.
Ik merk wel dat als ik met een bromfiets tourtocht rijdt, dat de motorfiets berijders vriendelijk groeten, die vinden het mooi.
Fietsers daarintegen gaan nog wel eens neuzenknijpen etc na de 3e tokkelende 2tact, ook al staat de wind geheel de andere kant op, waardoor ze zeker niets van die genieters kunnen merken.
(Speciaal voor hen heb ik een luchthoorn op de brommer, lang leve 12v spanning op de bromfiets 🙂 )
Een binnenband, een gaskabel en een koppelingskabel. Altijd handig!
Ik stop altijd, zelfs bij gestrandde automibilistas..
Al is even een telefoontje plegen het enige wat ik voor ze kan doen, dan heb ik in ieder geval mijn ‘Goede Daad’- insigne voor die dag weer verdiend.
De meeste motorrijders rijden modern, en moderne techniek is best angstaanjagend voor iemand die slechts raad weet met een hamer en schroevendraaier..
Reden ook dat veel moderne motards niet meer (kunnen) sleutelen, en braaf hun portemonnaie inleveren bij een garage als er iets aan hun voertuig is (ver-/)gesleuteld.
Stoppen heeft voor deze zwaaiende broeders dan ook weinig zin, want veel meer dan tank- of startknop vinden kunnen ze ook niet..
Dat heet evolutie.
Schaperig staan lachen als jij de contactpunten staat af te stellen, maar balen dat ze niet begrijpen wat je nu eigenlijk aan het doen bent..
Tsja..
We blijven verbaasd. Maar tevreden
VX800, heb ik ook nog gehad.
De E leek wel Italiaans..
Ding was de opvolger van de oude Z1000.
Gewoon de dijk in de achtertuin op en knallen.
De eerste keer een bocht induiken en wachten tot de zaak reageert zodat je weet waar de grens ligt.
Alles ijzer aan de grond, er zat duidelijk een evolutie in framebouw tussen een 90’r jaren VX800 en een 1977 Z1000.
Die Z1000 had een frame van gekookte spaghetti vergeleken met de VX800.
Best plezier gehad met het ding..
De tijden zijn veranderd. En niet altijd verbeterd
Heel herkenbaar Dolf,ooit jaaaren geleden op de terugweg van een motorvakantie op een honda cb 750 k6 een vd gaskabels gebroken.motor naar de kant en begonnen met tank eraf ( had reserve kabels mee ) en kabels vervangen er kwamen veel motorrijders langs allemaal zwaaien maar stoppen ho maar.ik doe het wel stoppen bij een motor met pech of waarvan ik denk dat ie pech heeft.en wat dat zwaaien betreft je krijgt er soms een lamme arm van maar ook dat blijft ik doen.