De Ford Capri, het Europese icoon van Ford

Auto Motor Klassiek » Historie » De Ford Capri, het Europese icoon van Ford
Er classics inkoop

Een razend succes was het voor Ford, de Mustang die in 1964 de relatief kleine, betaalbare sportwagen met plaats voor vier personen populair maakte. Dat inspireerde Ford Europa om een Europese coupé te ontwerpen. Dat werd de Ford Capri, die in 1969 in Brussel aan het grote publiek werd gepresenteerd, en in drie generaties werd gebouwd. Wij beschrijven de eerste generatie (1969-1973).

De Ford Capri, die de Europese sportcoupé van Ford werd, werd op een platform van de Cortina ontworpen. Dat gebeurde niet door een Brit, noch door een Duitser. Het was de Amerikaan Philip Clark die zijn handtekening zette, en feitelijk de uitgangspunten van de Mustang vertaalde naar Fords’ nieuwe troef voor Europa. Door de omvang van Ford konden diverse bestaande onderdelen van andere modellen geïntegreerd worden. Het uiterlijk stond echter volledig op zich.

Dynamische lijnvoering, achterwielophanging ouderwets

De lange neus en de korte achterzijde van de zelfdragende carrosserie gaven de Ford Capri- de Europese Pony Car- een gestrekte en dynamische lijn, die voor die jaren tevens modern oogde. Dat gold bepaald niet voor de onderstel configuratie van Fords’ achterwiel aangedreven gezinscoupé. Dat bestond uit een starre achteras met half-elliptische bladveren aan de achterzijde. De voorwielen waren onafhankelijk ophangen en vering en demping vonden volgens het Mac Pherson principe. De toepassing van (het aantal) stabilisatoren was uitvoeringsafhankelijk.

Motorenkeuze is reuze

De motorenkeuze was reuze bij de Ford Capri. De Britse variant was leverbaar met viercilinder in lijn Kent motoren (1.3 en 1.6), en de 2.0 V4 Essex motor. De Duitse versies hadden viercilinders die herkenbaar aan de typische V-klanken. Die kwamen uit motoren met cilinder inhouden van 1.3, 1.5 en 1.7 liter kwamen. Het motorenpalet werd nog in 1969 uitgebreid met zescilinders. Uit Duitsland kwamen de 2.0 V6, de 2.3 V6, de 2.6 V6 (2.550 cc, 125 DIN-PK)  en de 2.6 V6 (2.637 cc, 150 DIN-PK) die in de RS werd gemonteerd. De Britten deden op hun beurt een duit in de zescilinder zak, door de 3.0 Essex V6 motor te monteren. Opvallend was de Ford Capri Perana, die vanaf 1970 in een kleine oplage (500 stuks) werd gebouwd en een 5.0 V8 Windsor motor kreeg ingebouwd, en ook voor wedstrijddoeleinden werd ingezet.

Van 1.3 tot RS

Daarnaast waren er diverse uitrustingsmogelijkheden. De meest luxueuze was de GXL, die onder met een leren dak werd geleverd, en de meest sportieve de 2600 RS. Maar de koper kon ook worden verleid om in de meest kale versie te stappen, met een 1.3 motor in het vooronder. Dan had je een aantrekkelijke auto om te zien, maar wél met ondermaatse prestaties. Het leveringsgamma- en de motorisering was afhankelijk van het land waar deFord Capri werd verkocht. Het kenmerkte zich door diversiteit en veel keuze, waarbij diverse varianten ook met een automaat konden worden uitgerust.

Facelift 1973

Voor modeljaar 1973 stond een facelift op de rol. Bepaalde bronnen noemen die facelift mild. Wellicht heeft dat betrekking op de zichtbaarheid, maar Ford maakte in tegenstelling tot wat wordt beweerd wel degelijk werk van de Ford Capri wijziging. De Ford werd op liefst 150 punten aangepakt. De meest in het oog springende wijzigingen waren de grotere koplampen, het gewijzigde dashboard, een veranderd stuur, een iets andere achterzijde, de grote V6 bubbel op de motorkap die nu op alle uitvoeringen leverbaar was, en de gewijzigde achterlichtsectie.

Andere motoren, versoberd leveringsgamma

Ford vereenvoudigde het leveringsaanbod en wijzigde het motorenpalet. De Duitse viercilinder Ford Capri’s kregen nu in plaats van de V motoren lijn motoren uit de Taunus: de 1.3 en de 1.6, die in configuratie verschilden van de Engelse Kent motoren. De Britten bleven voor hun Ford Capri’s aan hun motorenkeuze vasthouden, en hielden de 2.0 V4 in tegenstelling tot andere markten wél het leveringsgamma. De 2600 RS aldaar door een 3000 RS en een 3100RS, beiden weer met een Essex motor in het vooronder, én een welhaast verticaal geplaatste achterspoiler. Op andere markten bleef de 2600 RS wel leverbaar. Zo liep de gewijzigde eerste generatie Ford Capri nog even door, met dus opnieuw de marktafhankelijke leveringsgamma’s. In Nederland was het aanbod tamelijk sober, er waren voor 1973 negen uitvoeringen gepland. Daar zaten de ideale tussen motor- de 2.0 liter- en de GXL niet bij, zodat er een gat viel tussen de 1.6 en 2.3 motoren en in de uitrustingsmogelijkheden. De Capri I werd in januari 1974 vervangen door de Capri II, het model met de derde deur.

Eén komma twee miljoen keer gebouwd in verschillende landen

De eerste generatie van de Ford Capri werd van 1968 tot 1974 1,2 miljoen keer gebouwd. Ford produceerde hem in Saarlouis, Keulen, Halewood, Genk, Homebush (Australië) en Port Elizabeth (Zuid Afrika). De Ford droeg in hoge mate bij aan de acceptatie van de relatief betaalbare Europese gezinscoupé, en is ook vandaag de dag heel geliefd in klassiekerkringen. En dat heeft zeker te maken met de veelzijdigheid en de vormgeving, die in relatie tot de Ford Capri altijd tot een schot in de roos leidden.

 

 

REGISTREER GRATIS EN WE STUREN U ELKE DAG ONZE NIEUWSBRIEF MET DAARIN DE LAATSTE VERHALEN OVER KLASSIEKE AUTO'S EN MOTOREN

Selecteer eventueel andere nieuwsbrieven

We sturen je geen spam! Lees ons privacybeleid voor meer informatie.

Als het artikel bevalt, deel het dan ook even…

Eén reactie

  1. Een kennis van een kennis (…) reed eerst een JAG mkII 3.8 aut. , maar toen de Capri beschikbaar werd werd met meer power én een lager gewicht, kocht hij een Capri 2600 RS. Mijn God was dat ding snel in die tijd. Waanzinnig leuke auto!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Maximale bestandsgrootte van upload: 8 MB. Je kunt uploaden: afbeelding. Links naar YouTube, Facebook, Twitter en andere diensten die in de reactietekst worden ingevoegd, worden automatisch ingesloten. Bestanden hier neerzetten