Sluitingsdatum januarinummer -> 18 november
Ardie RZ 206 – De eilandmotor die nooit het vaste land miste
Sommige motoren hebben meer karakter dan menig mens. Neem de Ardie RZ 206 van Uwe de Vries. Een motorfiets die bijna 90 jaar oud is, altijd in dezelfde familie bleef en z’n hele leven op een eiland sleet; Norderney, midden in de Noordzee. Als dat geen standvastigheid is.
Foto’s: Marina Block
De Ardie werd in 1936 gekocht door oom Johann de Vries bij firma Janssen in Norden. Toen was het nog een piekfijn machientje met zandkleurige lak, chroomtank en hooggeplaatste uitlaat. Maar tijden veranderen. De oorlog kwam, banden werden schaars, en de Ardie stond jarenlang werkloos in de garage. Toch bleef ze bewaard… en dat was haar redding.
Even oud als z’n berijder
Bijzonder detail: Uwe zelf werd óók in 1936 geboren. Hij groeide op tussen olie, motorbladen en tweetaktlucht. Als puber las hij elk nummer van Motorrad dat zijn oom kreeg. En op zijn vijftiende – officieel nog veel te jong – mocht hij eindelijk zelf rijden. Op Norderney, waar de duinen en zandpaden eindeloze speelvelden waren. Geen wegenwacht, geen politie die er wat van zei. Alleen Uwe, z’n maat, en de brullende tweetakt van oom Johann.
Ardie: de sportieve Duitser die moest dimmen
De naam Ardie klinkt vandaag misschien exotisch, maar het was ooit een klinkend sportmerk. De fabriek, opgericht in 1919 door Arno Dietrich in Neurenberg, bouwde degelijke motoren met Britse hartslag; vaak JAP-viertakten. In de jaren twintig stond Ardie aan de start van talloze wegraces, met rijders als Georg Thumshirn en Hans Dobler. Succesvol, betrouwbaar, sportief.
Tot 1933. De Bendit-broers, toenmalige eigenaren én van Joodse afkomst, vluchtten voor het fascistische Duitsland. De nieuwe machthebbers maakten invoer van buitenlandse motoren praktisch onmogelijk. En zo verdween het sportieve vuur. Ardie ging verder met Duitse motoren, vaak minder krachtig. De RZ 206 was nog een echte oer-Ardie, met kamzuiger en dwarsstroomspoeling; een slimme truc om het dure DKW-patent te omzeilen.
Van vakantieheld tot vergeten schuurvondst
Na de oorlog bleef de motor trouw in de familie. In 1952 reed Hermann de Vries met zijn vrouw Leni op de Ardie van Norderney tot Salzburg en terug, zonder een centje pijn. Dat zegt iets over betrouwbaarheid. Maar zoals bij veel families sloeg ook hier de autokoorts toe. De Ardie verdween in 1959 naar de hoek van de garage.
Tot 1973. Toen het huis van neef Gerhard verbouwd werd, zag Uwe z’n kans. Hij redde de oude dame van de sloop en borg haar op. Met kentekenbewijs, contactsleutel én handleiding. Daar lag ze, vergeten maar niet verloren. Pas twintig jaar later begon Uwe aan de restauratie. En ja, het liep niet vlekkeloos. Een beschadigde krukas, moeilijk vindbare onderdelen, een gedeukt luchtfilter; het hoort erbij. Maar na veel geduld, poetswerk en vakmanschap stond ze er weer: glimmend, compleet, en klaar voor een nieuw leven.
Een einde – maar met stijl
Uwe, inmiddels op leeftijd, reed zelf niet meer. Zijn kleinzonen hadden weinig met oude motoren. Dus ging de Ardie naar Stefan, een goede vriend van de familie die hielp bij de restauratie. Daarmee kwam er na bijna 90 jaar een eind aan een uniek familiehoofdstuk, maar niet aan het verhaal van de Ardie zelf.
Want sommige motoren horen niet in een museum. Ze horen te ruiken naar olie, benzine en zeezout. Zoals deze Ardie RZ 206, de eilandmotor die nooit het vaste land nodig had.
Lees het volledige verhaal – met meer foto’s, technische details en geschiedenis – in het novembernummer van Auto Motor Klassiek, nu in de kiosk.
(Hieronder zijn nog wat foto’s te zien…)

Fantastisch, zoals zoveel merken uit vervlogen tijden bijna vergeten…maar niet helemaal.
Die Stefan is maar een geluksvogel…