Vroeger. En nu – column

Auto Motor Klassiek » Column » Vroeger. En nu – column
Er classics inkoop

In een ver verleden heb ik ook vragenrubrieken gedaan. Net als ‘vraag het Mona’ in een toonaangevend damesblad van vroeger. Dat waren ‘Dr. Roet’ en ‘Vraag het Thera’. De insteek was prettig ludiek. De vragen soms verrassend serieus. Kortgeleden scoorde ik een stapel ‘Weekblad Motors’ uit de eerste helft van de jaren zeventig, de hoogtijdagen van mijn motorbestaan. Dat was ook heel serieuze bizniz.

Maar wat zijn motorrijders in de loop van krap een halve eeuw veranderd! Zo vroeg een Triumph driecilinder eigenaar zich af hoe zijn Trident na 20D kilometer op een olieverbruik van een liter op vierhonderd kilometer kwam. De redactie ging daar diep en gericht op in en somde tal van redenen en oplossingen aan. Lezer F.G. uit Eindhoven kreeg uitgebreid tekst en uitleg over het hoe en wanneer een ketting versleten is. Er werd een halve pagina verder nagedacht over de eerder genoemde redenen waarom een Zündapp telkens vastliep en de uiteindelijk waarschijnlijkste oplossing van het probleem kwam van een Suzuki T500 rijder die vergelijkbare problemen had gehad.

Op glijlagergebied was er de vraag: ‘Wat slijt er, het harde of het zachte materiaal?’. Het antwoord was vijf keer langer dan de gestelde vraag. En dan was er nog de berijder van een Triumph P494 – wie kent hem niet? – met total loss smering die teveel (ca. 2 mm!) ruimte had op de klepgeleiders en wilde weten uit welk materiaal hij het beste nieuwe klepgeleiders kon maken. In verband met de smering werd brons af geraden en perlitisch gietijzeren (met de befaamde koolstoflamellen) aangeraden. Dat waren dus gewoon wat dingetjes die bij normale motorrijders speelden. En het was gewoon een lopende rubriek in Het Enige Motorweekblad Van Nederland. Het ging trouwens ook over Honda Black Bombers en BMW R50’s tot en met R75/5’s. En Gilera’s. En Nortons. En Jawa’s…

Tijdens de rijderstests in dat ook al verdwenen Weekblad Motor uit de begin jaren zeventig werden er trouwens regelmatig dingetjes vermeld zoals afgebroken onderdelen, kapotte koppelingen, gebroken frames en krukassen, elektrisch falen, gebroken spaken en ga zo maar door. Het had er natuurlijk ook mee te maken dat we toen jonger waren en uitsluitend vol gas reden.

Het was trouwens de tijd dat de mooie en goede Laverda 750’s weggingen voor een mille of drie aan guldens. Harley-Davidson 750 cc zijkleppers – de WLA en WLC machines in verburgerde uitvoering – kostten tussen de 1.500 en de 2.000 gulden. Dat waren trouwens alleen nog maar de vraagprijzen. Bij al die prijzen vergelijkerij wordt er doorgaans vergeten dat Bruto Modaal, inclusief vakantiegeld, in 1973 omgerekend nog geen € 8.000 was. In 2023 is dat € 40.000…

Zijn we dan met zijn allen technische watjes geworden en is de markt waar we 25.000 euro voor zo’n oude Harley zijklepper aftikken helemaal daas geworden? Ik ben bang van wel. Dat komt door de voor heel veel mensen enorm toegenomen welvaart. Het al decennia wegvallen van serieus ambachtelijke opleidingen telt ook zwaar mee. Het steeds gecompliceerder worden van de techniek is ook een dingetje. En bij volbloed baby boomers en investeerders klotst het geld tegen de plinten.

Motorfietsen waren ooit bedacht voor sukkels die geen auto konden betalen. Vroeger reden studenten en aspirant betonvlechters Harleys omdat zo’n ding driehonderd gulden uit het krat kostten. Wintertijd was revisietijd. Mijn eigen zoon reed in zijn studietijd een Honda 125 cc omdat die dingen door rijschoolhouders gekocht waren voor de kleinste A, die niemand wilde hebben.

Dat was overigens weer zo’n top plan van onze regeerders: 125 cc motoren voor beginners. Er waren geen 125 cc beginners. Niemand wilde 125 cc rijden. Behalve dus die paar studenten.

Intussen zijn wij aanzienlijk ouder en ervarener dan toen en zijn de overlevende motoren van toen nu vaak net zo goed of beter dan ze ooit waren. Nu zijn het klassiekers. En als je de klassiekerprijzen vergelijkt met de huidige nieuwprijzen? Dan zijn onze klassiekers nog steeds goedkoop. En zo kom je dan na een zorgelijk betoog toch aan een happy end. Mooi toch?

Vroeger. En nu
Vroeger. En nu

Vroeger. En nu

Toen iets van 2.000 gulden

Vroeger. En nu

Maar een mooie standaard 750? Die had je voor dik 3.000 gulden

REGISTREER GRATIS EN WE STUREN U ELKE DAG ONZE NIEUWSBRIEF MET DAARIN DE LAATSTE VERHALEN OVER KLASSIEKE AUTO'S EN MOTOREN

Selecteer eventueel andere nieuwsbrieven

We sturen je geen spam! Lees ons privacybeleid voor meer informatie.

Als het artikel bevalt, deel het dan ook even…

9 reacties

  1. Tweede helft zestiger jaren kocht ik vrijdags Motor op het station in Nijmegen voor 25 cent.
    Altijd genieten en alle nummers bewaard. In 1975 uitgeleend en nooit teruggekregen.
    Als je alle beschikbare motorbladen nu ziet, is de wereld inderdaad veranderd. Alleen is de inhoud van al die bladen bij elkaar zelden meer boeiend dan van het verdwenen Motor.
    Maar dat zal wel een Alzheimer idee zijn.

      • Nu je het zegt Dolf.
        Inderdaad gaat het vaak meer over die elektronische slimmigheden dan over hoe ‘damn good’ (of beroerd natuurlijk) dat ding nou eigenlijk rijdt of hoe betrouwbaar die ‘fiets’ eigenlijk is. Dat vind ik best jammer. Ik weet niet hoe dat met anderen is maar als motorrijder heb ik geprobeerd of ik met slechts elektronische gadgets kon rijden. Niet dus. Er bleek toch echt een serieuze motorfiets voor nodig te zijn. Je weet wel, zo’n frame met stuur en zadel, en twee wielen. Oh ja!… Een motorblok dat presteerde en dat ook nog betrouwbaar moest zijn, gecompleteerd met levensreddende remmen, was ook altijd al een verdraaid handige gadget. Tegenwoordig koop je eerder nog ‘een ideaal platform voor uw smart phone’. Ik spreek misschien niet helemaal voor mijzelf als motorrijden daar niet helemaal om draait.

  2. Inzake ‘perlitisch’ gietijzer en ‘lamellen’, dan zijn die beide in tegenspraak. Lamellair gietijzer heeft ‘lamellen’ alwaar de olie zo mooi tussen blijft hangen. Cilinders van de meeste (oudere) motoren zijn ervan gemaakt. Prima spul!
    Al is de trekvastheid van lamellair gietijzer de mindere tov enkele medesoorten, toch blijft het hierin de favoriet. Toch heeft mijn BMW 2V gewoon bronzen klepgeleiders en is daar heel tevreden mee. Er mag gevreesd worden dat gietijzer hier de mindere zal zijn. Er zijn dus ook meerdere soorten brons waaronder sinterbrons, lagerbrons en het zeewaardige CuNiAl. Een wetenschap voor zich.

  3. Ben geen boomer, dus de tijd van “haal dat ding astebliev uit de tuin” heb ik niet meegemaakt…helaas.
    In mijn beginnende motordagen kon ik een aftandse WLA kopen voor fl2500, maar zoveel knaken had ik niet.
    Het werd een CB350F voor 1500 harde guldentjens…dankzij een leninkje bij opa en oma (tot ongenoegen van moeders).
    Desalniettemin veel lol gehad, en veel gesleuteld…want dat hoorde erbij.
    Oliewissels elke 5000 km, contactpunten en kleppen stellen….mooi man

  4. begonnen op een solex in 1968 voor zes gulden vijftig, mijn moeder heeft die aan de straat gezet met een bordje gratis toen ze er achter kwam dat ik daar met mijn broertje op rondreed..
    na de peugeot BB rijbewijs gehaald met een lesvergunning op een yamaha rd125, die ging als de brandweer (vergeleken met de astmatische peugeot)
    jarenlang R75/7 gereden , nu gelukkig op mijn lambretta tv175.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Maximale bestandsgrootte van upload: 8 MB. Je kunt uploaden: afbeelding. Links naar YouTube, Facebook, Twitter en andere diensten die in de reactietekst worden ingevoegd, worden automatisch ingesloten. Bestanden hier neerzetten