Chrysler 180. De Britse vogel in een Frans nest

Auto Motor Klassiek » Artikelen » Chrysler 180. De Britse vogel in een Frans nest
Er classics inkoop

Wat een mooi ontwerp, wat een vreemde geschiedenis. De Chrysler 180 was een vreemde eend in de Simca-showroom. Het leek wel een Britse auto! Nou, dat was het eigenlijk ook. Je ziet de overeenkomsten met bijvoorbeeld de Sunbeam Avenger. Deze auto kwam van de tekentafels bij de Rootes-Group, de Britse fabrikant van merken als Humber, Singer, Hillman, Sunbeam en Commer. Daar was hij bestemd als opvolger van de Humber Super Snipe en als tegenhanger van de Austin 3-Litre ‘Land Lobster’.

Het Britse team onder leiding van Roy Axe tekende niet alleen een luxe vierdeursauto met veel leer, hout, onafhankelijke wielophanging en airconditioning, maar ook een nieuwe V6-motor waarvoor een heel nieuwe fabriek werd neergezet in Coventry. Intussen was Simca tegelijkertijd bezig met een nieuwe, grotere opvolger van de 1301 – 1501-serie die in de basis al sinds 1963 werd gebouwd. Onder modelcode 292 werkten Franse en Amerikaanse ontwerpers samen met Michelotti aan een nieuwe grote Franse middenklasser. De kleimodellen stonden al klaar, de laatste details moesten nog worden bepaald.

En toen greep de leiding van Chrysler Europe in. De Amerikanen, sinds eind jaren 60 eigenaar van zowel Rootes als Simca, vonden het niet nodig dat twee van hun Europese fabrikanten elk een eigen grote middenklasser ontwikkelden. Ze besloten, en hier begint de verbijstering, dat de Fransen het Britse ontwerp gingen afmaken en ook de auto moesten produceren in Poissy.

De Britten waren woedend. En dat werd nog erger toen bleek dat in Frankrijk, waar de wegenbelasting wordt berekend naar de cilinderinhoud, de drie liter V6 helemaal kwam te vervallen. Net als de airconditioning, het hout, het leer en de nieuwe, onafhankelijk geveerde achteras. In plaats van de V6 kwam er een door Simca ontwikkelde gietijzeren viercilinder lijnmotor met bovenliggende nokkenas en een conventionele starre achteras met schroefveren zoals van de Simca 1301 / 1501. Daarmee stond de wagen op gelijke voet met onder andere de Ford Taunus en de Opel Rekord, maar het was beslist geen topklasse meer die de concurrentie met Mercedes, BMW, de Citroën DS, de Austin 3-Litre of de Rovermodellen aankon.

Modellen

En zo stond in 1970 in de Simca-showroom ineens een Brits aandoende auto waar de klanten met enige onwennigheid omheen liepen en moesten de Sunbeam-dealers een Franse auto verkopen waar hun klanten weinig vertrouwen in hadden. Dat de Chrysler toch nog redelijk verkocht kwam door zijn toch wel geslaagde ontwerp en een goede prijs-kwaliteitverhouding.

Er waren drie uitvoeringen. Het instapmodel was de Chrysler 160, met zwart plastic dashboard, blindplaatjes waar anders een klokje of een ander fijn accessoire had kunnen zitten en plakkerige skaibekleding. Daarboven stond een duidelijk mooiere Chrysler 180 met veel imitatiehout, een volledig instrumentarium, stoffen bekleding en een grotere motor. En dan het topmodel, de Chrysler 2 Litres, met getint glas, vinyldak, dikke tapijten en standaard een automatische versnellingsbak.

Verwarring compleet

En toen begon Chrysler aan een van de meest verwarrende marketingstrategieën ooit. De Rootes Group werd al in 1971 opgeheven waarna alleen de Hillman Avenger nog als Chrysler werd doorgebouwd (tot 1977) en Simca onderging in heel korte tijd meer reorganisaties en naamsveranderingen dan het automerk aankon. Uiteindelijk wist niemand meer of hij nu een Simca, een Simca-Talbot, een Chrysler-Simca, een Matra-Simca of een Talbot-Chrysler kocht. Steeds een ander bordje op de gevel is niet goed voor het vertrouwen en drukt de inruilwaarde. En toch bleef Simca succesvolle auto’s verkopen. Eerst door de aloude Simca 1000 als Rallye 1 en 2 een tweede jeugd te gunnen. Dan de Simca Matra Bagheera met zijn gedurfde ontwerp en drie voorstoelen (elke jongen zag in zijn dromen al twéé vriendinnen instappen). De heel moderne Simca 1307 / 1308 met voorwielaandrijving, vijfde deur en elektrische raampjes. Maar de onzekerheden deden het merk geen goed.

En dan de Chrysler 160 / 180 / 2 Litres. Die bleef jaar na jaar wat hij was. In 1975 verhuisde de productie naar Spanje, waar Chrysler de Barreiros-fabriek in handen had gekregen. De naam werd Talbot 1610 en 2 Litre en er kwamen – de enige echte veranderingen in tien jaar – een brandstofwaarschuwingslampje en wat nieuwe bekledingsstoffen. Ook werd in Spanje een dieselmotor van eigen fabricaat ingebouwd. Vooral voor de binnenlandse taximarkt na het stoppen van de Seat 1500 Diesel.

Tien jaar na de Chrysler 180 tekende Roy Axe dan uiteindelijk de Franse grote middenklasser. De Talbot Tagora loste de Chrysler 180 af, die tot 1982 nog werd doorgebouwd als dieseltaxi, waarna het doek viel.

Had deze auto met een andere marketing en meer modelontwikkeling een betere kans gemaakt? Ik denk het wel. Als naast de Franse versie ook een luxe (met hout en leer, airco, drie liter V6 en moderne achteras) uitgeruste Humber was verschenen dan was dat misschien wel een succes en een instant klassieker geworden. Maar het liep anders.

Nu zijn ze zeldzaam. Zeer zeldzaam. Het blijft zonde van zo’n mooi ontwerp.

REGISTREER GRATIS EN WE STUREN U ELKE DAG ONZE NIEUWSBRIEF MET DAARIN DE LAATSTE VERHALEN OVER KLASSIEKE AUTO'S EN MOTOREN

Selecteer eventueel andere nieuwsbrieven

We sturen je geen spam! Lees ons privacybeleid voor meer informatie.

Als het artikel bevalt, deel het dan ook even…

7 reacties

  1. Ik heb ze nog nieuw verkocht. Wat een rauwe bakken. De motor had onwillige ‘draai’eigenschappen, en het rijden op zich was niets aan. De 2 litres had wel een standaard automaat, vinyl dak en velours bekleding. Maar dat was het dan. Na een paar jaar was de inruilwaarde nihil. Ik verkocht ze het liefst aan mensen met chagrijnige of negatieve blik. Of in de oorlog fout. ( dat hoorde je dan vooraf van de oude baas) Zonde dat de wagen nooit met V6 en onafhankelijke wielophanging achter op de weg gekomen is. Dat krijg je als de directie ver weg zit en een land als Frankrijk met motorinhoud beperkende fiscale maatregelen komt.

  2. Wat een vreemde historie van dit mooie model. Heel jammer dat de Rootes Group het niet heeft gered, zij bouwden mooie auto’s.

  3. Inderdaad doodzonde, ik vond het een mooi ontwerp, zeker naast de toenmalige concurrentie. De Tagora had een dergelijke moeilijke historie, begon als veelbelovend ontwerp en eindigde met teveel aanpassingen, een stompe neus en een duidelijk smallere achteras van de Peugeot 505. Maar goed, de DS had ook origineel een luchtgekoelde zescilinder moeten hebben en de CX een wankelmotor, net als de C2 Audi 200.

    • Die Audi 100 / 200 had misschien wel nooit Audi geheten, als de NSU RO80 niet zo een drama had geworden.
      Althans de eerste serie, de 2e was een stuk beter, maar toen was de reputatie al om zeep, en werd de Audi-naam van stal gehaald voor het hogere / luxe segment

      • De naam Audi is van stal gehaald om de eerder om zeep geholpen reputatue van DKW te herstellen. De tweetakt F102 was een zodanige zuipschuit dat de laatste duizenden onverkocht werden vernietigd en de auto met Mercedes legermotor werd omgedoopt tot Audi 60 / 80 / 90.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Maximale bestandsgrootte van upload: 8 MB. Je kunt uploaden: afbeelding. Links naar YouTube, Facebook, Twitter en andere diensten die in de reactietekst worden ingevoegd, worden automatisch ingesloten. Bestanden hier neerzetten