We zijn aan het afsluiten voor het decembernummer
Van lasspetters tot glitterlak – twee broers, twee klassiekers, één passie
Er zijn van die broers die elkaar het vuur aan de schenen leggen. En er zijn de Bouwhuis Brothers – Gert en Bert – die elkaar eerder aansteken met een vonk van benzine en roest. De een tikte een Chevrolet Impala uit 1968 op de kop in Canada, de ander vond het nodig om een GMC Pickup uit 1953 naar Nederland te halen. En dan begint het feest: lassen, vloeken, lachen, zoeken, nog meer zoeken. Want, zoals Gert droog opmerkt: “Bij het restaureren kost spullen zoeken op internet net zoveel tijd als het sleutelen.”
Fotografie: Max de Krijger
De Impala: wit, roest en zeven lagen glans
Het begon allemaal met Gert, die in Canada niet alleen familie bezocht, maar ook het virus van oude Amerikanen opliep. De witte Impala die hij daar vond, leek strak, tot hij thuis de roest ontdekte. “Er zat zó veel plamuur in dat ik dacht: wat heb ik nou gekocht?” zegt hij met een grijns. Nieuwe spatborden kosten vijfduizend dollar? Dan maar zelf lassen.
Avond na avond stond hij met lasapparaat en zaklamp te werken, puntje voor puntje, tot de gaten verdwenen waren. Daarna ging de auto naar de spuiter: zeven lagen metallic lak, geen RAL-kleur, maar wel zijn kleur. En eerlijk is eerlijk: het resultaat is verbluffend. Breed, laag, glanzend… een Amerikaan die schreeuwt om boulevard en zonsondergang.
Maar Gert hield het niet bij ‘zoals het hoort’. De sierstrips verdwenen, de achteras werd verbreed, de velgen groeiden naar 22 inch achter en 18 inch voor. De 300 pk onder de kap maakt alles goed. En ja, hij rijdt iets zuiniger nu, van één op vier naar één op vijf. Kleine winst, groot plezier.
De GMC: stoer staal met gaten
Bert zag dat en dacht: dat wil ik ook. Via een tussenpersoon haalde hij een GMC Pickup uit 1953 naar Nederland. Toen het ding aankwam, schrokken ze. “We zagen meteen: dat wordt een dingetje.” De motor liep prima, maar de rest was… ventilatievriendelijk. Gaten overal. Gelukkig van dik staal, dus met wat laswerk was het te redden. En dat moest snel ook: de pickup moest binnen een half jaar klaar zijn voor de keuring… er stond een bruiloft op de planning.
Elke avond, elke zaterdag sleutelen. Remmen, bedrading, lassen, nieuwe doppen op de wielen. De houten laadbak vervingen zijn zoons (beiden in de bouw) door mooi oud hout, veel beter dan het vurenhout van toen. De treeplanken kregen glans, de spiegels nieuw leven. En achter de voorruit? Een wapenrek met nepgeweren. “Zat er al in,” zegt Bert lachend. “Van de vorige eigenaar, een deerhunter waarschijnlijk.”
Twee broers, twee verhalen, één vonk
Wat Gert en Bert delen, is dat ouderwetse gevoel van zelf doen. Geen restauratiebedrijf, geen trailer-queen, maar met eigen handen een oud stuk Amerika weer laten leven. Hun bedrijf in grondverzet helpt daarbij, sleutelervaring zat. En als je ze samen hoort, proef je de rivaliteit met een knipoog. Bert: “De GMC werd bij de eerste keuring goedgekeurd.” Waarop Gert droog terugkaatst: “Ja, maar die van mij heeft zeven lagen lak.”
Ze rijden soms samen, vaker met hun wederhelften naast zich. En verkopen? Geen denken aan. “Je bouwt een band op” zegt Gert. En dan, bijna achteloos: “Zo’n pickup lijkt me ook machtig mooi. Misschien over een jaar of vijf…” Je hoort de lasspetters alweer knetteren.
De GMC Pickup uit 1953 en de Chevrolet Impala uit 1968 van de Bouwhuis Brothers zijn meer dan auto’s, het zijn verhalen op wielen. Verhalen van geduld, humor en een beetje koppigheid
Het hele verhaal lees je in het oktobernummer van Auto Motor Klassiek, dat nu in de kiosk ligt.

👌👍🙌 grtz. GMC C10