Bij ‘vooroorlogs’ spreken we intussen alweer over meer dan tachtig jaar geleden. En als je ziet hoe ‘echt’ auto’s toen al waren. De ‘Pre War Classics’ zijn daarom begrijpelijk in populariteit aan het groeien in deze tijd waarbij de elektronische regelsystemen, allerlei veiligheidsmaatregelen en de windtunnel allesbepalend zijn. Vooroorlogs rijden is het pure rijden zonder dat de berijder het gevoel heeft dat hij een gemotoriseerde koets bestuurt.
Alvis dus
Alvis is zo’n merk met vooroorlogse rootes. Bij Alvis maakten ze sport- en vrachtwagens. Het merk is in 1919 in Coventry opgericht door Thomas George John. In eerste instantie als algemene machinefabriek, maar al in 1920 werd de eerste personenauto gebouwd.
Alvis maakte goede auto’s, maar deed dat in kleine aantallen
In 1927 kwam de productie voor het eerst boven de 1.000 stuks uit, maar zakte daarna in en pas in 1939 kon het verkooprecord worden verbeterd. De autodivisie van Alvis werd in 1965 verkocht aan Rover, vlak voordat dat ooit ook roemruchte merk opging in British Leyland.
Het verdienmodel van Alvis zat hem een hele tijd in de productie van legervoertuigen. En wij weten toevallig nog 9 – of laten het er nu 8 zijn – Alvis Stalwarts te koop staan. Die amfibische vrachtwagens hadden achtcilinder Rolls-Royce lijnmotoren. En daar staan er ook nog een paar van in kratten op dat adres. De eigenaar meldt met Drentse onverstoorbaarheid dat het spul hem niet in de weg staat.
Intussen is ons fotomodel een vooroorlogse sportwagen
De bijzonder fraaie Alvis 12/70 Open Tourer Special uit 1933 staat bij Gallery Aaldering te wachten op een liefhebber met een goed gestoffeerde buidel. Want serieus vooroorlogs rijden? Dat heeft zijn prijs. Deze Alvis is in 1990 gekocht door niemand minder dan Jacques Potherat, historicus en beroemd auto journalist. Destijds werd de Alvis volledig vanaf nieuw opgebouwd. De body is ontworpen door de Rucheton broers van de Ruphil Garage in Frankrijk.
De carrosserie is elegant en heeft perfecte proporties. De Special is gebouwd op basis van een 12/70 chassis en voorzien van 12/70 1.842cc motor met twee carburateurs. Grappig is dat de foto’s duidelijk maken dat de eindeloos lange motorkappen uit die tijd niet van voor tot achter waren volgepropt met motorblok. Alleen onder de ‘motorkap’ van een Ruska BUGatti in het leger.
Tot slot nog een terugblik op onze Drentse Stalwart ervaring:
Alvis Stalwarts in Drenthe
Een Yamaha XS 650 blok van 1015 cc is de moeite van de rit naar het Verre Oosten waard. Zelfs als dat stuk Nederland gevoelsmatig ter hoogte van Leningrad ligt. Op een rommelig boerenerf was een grote man in een vuile overall bezig een enorm oud legervoertuig te verwennen met een gigantische vetspuit.
Zeker geen sportwagens
“Het is een Stalwart” sprak hij met een onnavolgbaar accent. “Een amfibie. Achter heb ik er nog meer staan. Ze waren goedkoop. Deze is net verkocht. Kom, ik moet eerst even een proefrit maken, daarna praten we verder.” De zeswielige Stalwart bleek een soort apenrots om te beklimmen. Instappen gebeurde door twee dakluiken. In de cockpit zaten onwaarschijnlijk veel meters, knoppen en hendels.
“Hij weegt 9 ton er zit een Rolls-Royce achtcilinder lijn motor van 6,5 liter in.” We verlieten het erf en reden langs de dijk. “We gaan niet te water. Want dan moet je alle olie verversen en alle smeerpunten nalopen. Eigenlijk had ik niet moeten proefrijden ook. De dingen gaan telkens stuk. En 1 op 1 lopen doen ze ook nog eens,“ mopperde de Viking.
Blijkbaar combineerden deze groene giganten op uniek Britse wijze een extreme onderhoudsgevoeligheid en een absoluut mensonvriendelijke gebruikersvriendelijkheid aan een enorme onbetrouwbaarheid en de neiging tot zinken zonder ontsnappingsmogelijkheid.
Terug op het erf was het eerst tijd voor een paar boterhammen met kaas en mokken opgewarmde koffie. Daarna zouden we over Yamahablokken praten. Maar er kwam een dorpsgenoot in een Dodge WD pick up het erf oprijden en er werden onverstaanbare dingen geregeld. Vervolgens kwam er nog een Brabantse vriendenclub van 6 man naar een andere Stalwart kijken.
Dat gesprek werd gestoord omdat er twee jonge Poolse dames in een wat ouder Golfje de weg kwamen vragen. De dames zaten blijkbaar in de persoonlijke dienstverleningshoek en de aandacht van de vriendenclub verlegde zich soepel van lomp en oud naar jong en rank.
Eindelijk was er tijd voor het getunede Yamahablok. Er lag nog meer oud zijspancross spul in de schuur. Mijn gastheer droomde weg over vroeger en besloot de spullen toch maar niet te verkopen. Op mijn opmerking dat ik niet voor zo’n conclusie naar de rand van de wereld was gereisd keek de oermens me begrijpend aan. Hij zag een oplossing voor het mogelijke probleem en was niet op een harde confrontatie uit.
“Okee, dan betaal ik je benzine en geef ik je een fles drank mee. En je hebt in een Stalwart gereden. Goed?“ “Goed!” Zo worden problemen opgelost. De drank was zelfgestookt en zat in een plasic anderhalve liter Colafles. ’s Avonds had ik zelf bezoek. Ik schonk in en we proosten op alle unieke oosterlingen. “Hoppa!” Ons tandvlees krulde op tot in onze nekken. Het atoomwater bleef in een nagloeiende plas achter onze navels gloeien. Hijgend uitademen in de richting van de kaars op tafel resulteerde in een steekvlam. In onze monden hadden we de nasmaak van verschroeid tandvlees, raketbrandstof en een vleugje goudreinetten. Drank maakt meer… Nou ja. Laat maar.
?????
Wil je volgende keer even waarschuwen indien je over zelfgestookt atoomwater begint?
Nu kon ik het beeldscherm en toetsenbord ontdoen van restanten pinda’s met rode wijn.
Er zijn leukere klusjes met zere kaken van het lachen…..
Gewoon niet schoonmaken. Dan groeit er vanzelf sandwichspread op je toetsenbord. Prettige paashazen!