Aan de Vauxhall Chevette, op het Europese Continent als Opel Kadett in de markt gezet, kleeft wel een leuk verhaal. De Vauxhall Chevette werd door General Motors gezien als een ‘baby Chevrolet’ voor de Amerikaanse markt, vandaar de naam ‘Chevette’.
Productie verhuisd
Kennelijk waren de onderlinge contacten niet zo heel erg goed, want Vauxhall – ook onderdeel van General Motors – stond inmiddels aardig in de schijnwerpers met hun nieuwe project ‘Baby R’, dat uiteindelijk vanwege de hoge kosten geschrapt werd. Er werd iets nieuws ontworpen op basis van de reeds bestaande Opel Kadett. De introductie daarvan vond in 1973 plaats in Brazilië; op 1 mei 1975 kwam dat model in de Amerikaanse en Britse showrooms. In eerste instantie werd de Chevette geproduceerd in de Vauxhall fabrieken te Luton; daarna verhuisde de boel naar de veel noordelijker gelegen fabrieken in Ellesmere Port.
Hatchback
De Chevette moest bij Vauxhall het gat onder de in de jaren zeventig in onmin geraakte Viva invullen en was in eerste instantie alleen maar als hatchback leverbaar. Mede door de Pontiac geïnspireerde ‘neus’, zag het wagentje er helemaal anders uit dan de Opel Kadett en werd door het koperspubliek geaccepteerd als ‘iets helemaal nieuws’. Aartsrivaal Ford reageerde pas een jaar later met de Fiesta hatchback waardoor het marktaandeel van Vauxhall groeide. Van 1975 tot bijna eind 1978 was de Chevette de meest populaire auto in Groot-Brittannië. Had Groot-Brittannië de Chevette, Duitsland de Opel Kadett, in Japan heette het wagentje Isuzu Gemini, in Australië de Holden Gemini, in de Verenigde Staten, Canada en Brazilië de Chevrolet Chevette en in Ecuador ging-ie als AYMESA Cóndor door het leven. In de States verscheen het karretje een jaar later ook als de luxere Pontiac Acadian en T1000. Ook in de autosport stond de Chevette zijn mannetje. Aangedreven door een 16-klepper double-knocker en bijna 2.300 cm 3 was het een onverslaanbaar rallypaard.
Foto: De 2300 HS is opnieuw de meest begeerde Chevette