In 1977 maakt de wereld kennis met de stationwagen variant van de W123: de Mercedes-Benz S123. Het T-model wordt op de IAA in Frankfurt openbaar gemaakt. Net zoals de W123 sedan ontketent de presentatie van de ‘Mercedes-T’ een grote vraag, die leidt tot lange levertijden. In 1978 start de productie in Bremen. Het is het begin van een tijdperk, waarin bij Mercedes-Benz niemand meer twijfelt aan het belang van een Combivariant binnen het modelgamma.
Drie jaar nadat de Mercedes-Benz directie groen licht geeft voor de ontwikkeling van een luxe vijfdeurs stationwagen start de productie. In mei 1978 wordt in de oude Borgward fabrieken in Bremen-Sebaldsbrück een begin gemaakt met de serieproductie van de W123 Kombi, die met een kleiner motorenpalet wordt geleverd dan de sedanbroer. De Mercedes-Benz S123 – de eerste door Mercedes-Benz zelf ontwikkelde station – debuteert met een leveringsprogramma dat bestaat uit de 230 T, de 250 T, de 280 TE, de 240 TD en de 300 TD. De kleinste zescilinder van de T modellen (de T staat voor Touristik en Transport) ruimt overigens als eerste het veld. In augustus 1982 is het afgelopen met de variant die wordt voortbewogen door middel van de M123 V25 motor.
Uitbreiding
Ondertussen is het leveringsprogramma aan de andere kant uitgebreid. In 1980 verwelkomt de T-modelserie de 200 T en de 230 TE. Ook ziet de 300 TD Turbodiesel het daglicht. De basis wordt gevormd door de vertrouwde OM 617 vijfcilinder dieselmotor. Die wordt uitgebreid met de ‘Garret Air Research’ turbolader. De motor – officieel OM 617 D 30 A genoemd – legt een vermogen van 125 PK aan de dag en snelt naar een top van 165 kilometer per uur. Aan de motor is een 4-traps automaat gekoppeld. Aanvankelijk is de Turbodiesel kwalitatief niet berekend op de Europese snelheidsstandaarden, zodat er de nodige aanloopproblemen ontstonden.
Transport- en vrijetijdsfunctie
De Mercedes-Benz S123 deelt veel technische componenten met de sedan. De transport- en vrijetijdsfunctie worden betoond door de grote hoeveelheid (variabel in te delen) bagageruimte en de (vanaf de zomer van 1978) standaard dakrails, die in elegante vorm op de lange koets van de station Mercedes worden bevestigd. Mercedes-Benz indachtig zijn er natuurlijk ook tal van opties verkrijgbaar. In functionele zin valt de mogelijkheid om de S123 met een tweetal kinderzitplaatsen uit te breiden op. Verder krijgen de nieuwe Mercedes-stations standaard hydropneumatische niveauregeling aan de achterzijde mee.
Afwerking op hoog niveau
Mercedes-Benz positioneert de S123 van meet af aan als “Edelkombi”. De nadruk wordt op lifestyle en hoogwaardigheid gelegd. Geen enkel stukje onafgedekt metaal is in de Benz zichtbaar en de afwerking is op alle vlakken van hoog niveau. Het draagt in sterke mate bij aan het imago van luxe Combivarianten. Een beeld, dat onder andere dankzij de Break/Familiale modellen van Peugeot en de combi’s van Volvo al op vruchtbare manier is gevoed. De klant weet in ieder geval de komst van de Mercedes-Benz S123 te waarderen.
Bijna 200.000 stuks gebouwd, 250 T nu de meest gezochte
In totaal worden van mei 1978 tot en met januari 1986 199517 stuks van de Edelkombi gebouwd. De in 1980 geïntroduceerde 230 TE is de meest verkochte. De als eerste “eingestellte” 250 T de meest gezochte. Welke variant ook in Bremen van de band rolt: de S123, die in cosmetische en in technische zin tijdens zijn looptijd dezelfde retouches meekrijgt als de sedan (en in iets mindere mate de coupé), is de definitieve grondlegger van een nieuwe carrosserievariant bij Mercedes-Benz. Want de stationmodellen zijn sinds de tweede helft van de jaren zeventig niet meer weg te denken bij het Duitse merk.
Alle afbeeldingen komen van Daimler AG
@Niels.
Die 240D die ik, door hem op te krikken, een vorstelijk gat in de verrieste kokerbalk had bezorgd, was een 5 cilinder. Ik kan fout zitten maar een 200D was in mijn herinnering een 4 cilinder, de 240D was een 5 cilinder en de 300D was een 6 pitter. Zo even uit mijn hoofd. Ergens heeft men voorheen al een graai gedaan in het motoren programma en die krachtbronnen werden dan ook in de Unimogs gelepeld. Het veel te geringe vermogen van bijv de 2,2L benzine versie zorgde er er bij een 404S voor dat de topsnelheid beneden 100km/u lag en acceleratie zowat met de kalender gemeten kon worden
diesel 4 cilinder: 200d 4 cil (2 liter), 220d 4 cil (2,2 liter), 240d 4 cil (2,4 liter), 300d 5 cil 3 liter was een 240d motor met een extra cilinder erbijgeplakt
benzine: 200 (2 liter 4 cil), 220 (2,2 liter 4 cil, 250 2.5 liter 6 cil, 280 2,8 liter 6 cil
De modelserie heet niet S123,maar W123.,en was afgezien van het roest probleem nog een echte Mercedes.
Beste Wim,
De sedanserie heet W 123, de combi echter S 123
Ik reed bijna 300.000 km met de 300D bjr 1979 Lorschinger uitvoering …. de voorkamers knalde kapot na ca 100.000 km dus 2x motorrevisie, was aardig van mercedes geweest als ze hadden verteld dat een paar jaar later dit was veranderd maar nee hoorn …… en roesten pfff vooral onder die taaie tectyl plastic laag ..… ondanks binnen staan en goed schoonhouden …. Die stoelen zaten voor geen meter, voor mij als km vreter maar een ASS stoel erin gezet …… geen feestnummer van mercedes
Ze waren hun tijd ver vooruit. Pracht auto, reed heerlijk maar helaas waren ze, wat trouwens schandalig was, totaal bio-degradable . ( behalve de MB-Tex)
Drie winters in Whistler en de gaten vielen er in. Ze zijn voor zo een dure auto redelijk goed verkocht. Het is een zeldzaamheid dat je er nog 1 ziet. Jammer. Ik vond de zit achter het stuur
geweldig, maar zelfs de stoel was geen lang leven beschoren. O well, c`est la vie.
Groeten aan alle lezers , m v en zo zoetjes aan de rest van het alphabet.
Als persfoto je nieuwe station als pechservice wagen afbeelden naast het eigen coupe-model (blijkbaar met panne . .. . . )
Wat ik van luxewagens in die tijd niet snap is dat mist-en achteruitrij lampen nog steeds als een soort Halfords accesoire onder de bumper bungellen.
Waarom niet direct meegenomen in het ontwerp ?
Was in die tijd in het luxe segment toch al een soort van standaard geworden.
Garrett, met dubbel T . . ..
Enig uitleg bij de motoren had handig geweest.
Ik ben niet zo thuis in de Benzen, en heb geen idee welke een 4 piten was, welke een 6, etc
Snap bij MB nooit zo de naamstellling
In het begin werden ze hier in Nederland helemaal niet goed verkocht, aldus een verkoper van een grote mercedes benz dealer !
Ik heb ooit een 240D op moeten krikken. Onverwacht begon het opeens te ‘knisperen’ en stond de krik in de kokerbalk. Veel erger verroest dan vooraf ingeschat kon worden. De motor super maar de carrosserie was goed opgevreten door de bruine pest. Zonde 😥
Ik heb eerst een 123 station 240D gehad en daarna lange tijd een W115 240D
De 123 onderscheid zich van zijn voorganger door veel dubbel verborgen plaatwerk. Eenmaal de roest erin zit wordt hetdan een hopeloze onderneming om deze nog goed te restaureren.
Verder is de station een fijne wagen waarvan er in NL heel wat rondgereden hebben.
De kosten van onderdelen en onderhoud zijn (en waren) spijtig genoeg overdreven.
Oh ja, dat weet ik nog wel de introductie van de T. Uitermate shockerend toen. ‘Mercedes met een stationcar, waar moet dat heen?’ Nou naar voor elke subniche een model in het gamma, zoals Mercedes nu heeft!
Ik vind het wel een leuke wagen om te zien, niet direct mooi wel karakteristiek, net als de sedan. Ik heb wel gereden met de 200d sedan, verschrikkelijk traag apparaat. Was letterlijk net zo ‘snel’ als een lelijke eend! Zowel qua acceleratie als topsnelheid. Was wel wat luxer dan een eend, dat dan weer wel.