Ooit walmde de wereld blij en onbezorgd. Met de tweede wereldoorlog in de rug ging het economisch bergopwaarts en ‘iedereen’ ging aan het gemotoriseerde transport. Dat transport bestond hier in Nederland voornamelijk uit onafzienbare kuddes bromfietsen. 49 cc tweetakten met grote wielen en trappers. Er waren talloze Nederlandse fabrikanten die doorgaans hun motorblokjes kochten bij ILO en Sachs. Er waren – toen echt dure – Kreidlers en Zündapps.
Mengen moet
Er waren ook motorfietsen en auto’s die uit kostenoogpunt voorzien waren van tweetaktmotoren met mengsmering. Op elke 25 liter benzine ging een liter tweetaktolie. Het idee daarachter was dat die olie zo restloos mogelijk moest verbranden. De blauwe oliewalm en dichtgekoolde uitaten lieten zien dat het met dat ‘restloos’ zo’n vaart nog niet liep. Even tussendoor: Vroeger was niet alles beter. Met een goede (minerale) tweetaktolie kun je dat soort machines nu makkelijk 1 op 40 mengen.
In die tijd was een Jawa een hoogst moderne en betrouwbare motorfiets. Een heel modern ding ook. Uit dezelfde hoek waren er MZ’s en – van nog wat verder weg – dingen als de ‘Russische’ Planeta twins. Al dat oostblokspul kwam hier in het verdomhoekje toen de Japanners kwamen. Want de socialistische- en communistische motorfietsen voegden niets toe aan de ‘fun’ en ‘lifestyle’ die motorrijden was geworden.
Intussen zal een dapper rokende tweetakt wel bespuwd worden vanuit het meer milieubewuste publiek. Maar dat walmen valt bij 1 op 40 erg mee. En synthetische tweetaktolie brand helemaal vlagloos, waarbij het ontkolen van cilinderkoppen, zuigerveren en uitlaatpoorten ook verregaand een gepasseerd station is. En dat die saai burgerlijke oostblokbrommers niet veel sneller dan 120 liepen? Met die snelheid kun je tegenwoordig dapper en duur uit zijn als je geflitst wordt.
Terug naar de basis
Een motorfiets waarop en -aan niets zit dat niet nodig is. Geen rij-modi, geen tractie controle. En de matige remmen zorgen voor een natuurlijk ABS. Qua technisch vernuft en moeilijkheidsgraad zitten die motorfietsen ongeveer op het niveau van een bord gekookte aardappelen. Met de meest basale kennis kun je alle onderhoud zelf uitvoeren. En als er eens echt iets stuk is? Dan vervang je dat ook gewoon zelf. Er zijn clubs, handboeken en Youtube. Simpel. De onderdelenvoorziening voor dat soort scharreldieren waarvoor een mild vertederende interesse begint te groeien is onverwacht goed. Dat heeft meer dan een beetje te maken met de enorme productieaantallen van onderdelen uit die hoek. In het kader van de diverse planeconomieën werd er niet gemaakt wat er nodig was. Er werd gewoon vet productie gedraaid en wat over was werd opgeslagen of gedistribueerd. Ergens. Tot ooit.
Ruilen zonder huilen
Zo vond een bevriende ondernemer na de val van het communisme op een landelijke politiepost acht dieselmotoren voor een politiebusje dat nooit was geleverd. Maar volgens het systeem had de betreffende politieafdeling recht op een nieuwe dieselmotor om de vier jaar. Op een andere DDR locatie lagen 800 motorbanden voor de drie in gebruik zijnde overheids MZ’s. Er werd in die tijd aardig wat afgeruild. We hoorden over een driehoeksdeal van MZ motorblokken, sinaasappelen en dekkleden. Gecompliceerd. Maar iedereen was tevreden. Ter plekke wordt inmiddels over ‘de goede oude tijd gepraat en het begrip ‘Ostalgie’ is legendarisch aan het worden. De vraag naar de zeephouder ‘Sonja’ is nog net niet explosief gestegen.
De motorfietsen waar het over gaat zijn intussen in een spanningsveld gekomen
350 cc Jawa’s zijn best geld waard geworden. Omdat ze teruggekocht worden. Omdat ze in hun tijd droommotoren waren die alleen voor de export naar het Rijke Westen werden gemaakt. MZ’s zelf zijn nog goedkoop maar in de onderdelenhandel gaat serieus geld om. Alleen die arme Planeta’s zitten nog in een serieuze dip. Dat heeft er vooral mee te maken dat ze hier vrijwel onbekend waren en zijn. En dat je voor onderdelen toch echt in de voormalige Sovjetrepubliek moet zijn. De meeste links liggen daarbij in Oekraïne. Bij diverse aanbieders valt levering na betaling een beetje onder het trekken van een kanskaart. Altijd spannend.
Meer artikelen over klassieke motoren via deze link
Misschien ook interessant om te lezen?
mijn eerste was een jawa gekocht van de broer van een vriendin van mijn zus voor 85 gulden. Net 5 dagen 18 want voor die tijds kwam er bij ons echt geen motor in. Daarmee was ik in 67 de eerste op school met een motor. Plezier mee gehad en reed ermee net als op mijn brommer. Oefenvergunning was in tijd genoeg voor de helft van de stad. Totdat de ontsteking niet meer goed stond en soms die Jawa na het starten opeens achteruit ging rijden. En toen ik een driekwartjaar later mijn rijbewijs haalde werd de Jawa opgevolgd door een BMW R25 die bij een neef van mijn vader in de schuur spinnewebben stond te verzamelen. En zo is het begonnen.
En naar ik mag hopen: door gegaan. Mijn eersteling was ook een Jawa. Maar die kostte 150 gulden!
Mis ik toch Pannonia wel een beetje in dit gezelschap.
Heb ik zelf nog wel leuke herinneringen aan.
Daar heb je wat. Maar Panno’s ben ik de laatste jaren niet tegen gekomen. Als je er eentje weet mag je roepen!