Tijdens de Autosalon van Genève van maart 1963 presenteerde Mercedes-Benz de nieuwe 230 SL. De fraaie Gran Turismo uit Sindelfingen stond voor de uitdaging om twee uitermate geliefde sportwagens te vervangen: de 190 SL (W 121) en 300 SL (W 198). Hij werd intern aangeduid als W113-serie, en zou symbool staan voor hoge prestaties en de meest geavanceerde functies voor optimale rijveiligheid. En last but not least: van meet af aan was de W 113 geliefd vanwege zijn buitengewoon elegante vormgeving. In drie delen nemen wij u mee naar de geschiedenis van deze prachtige Mercedes-Benz. Vandaag leest u deel twee, waarin we kortst- en minst geproduceerde Pagode beschrijven: de 250 SL.
De 230 SL had vier jaar lang zijn sporen verdiend, en Mercedes-Benz vond het tijd worden om de Pagodedebutant uit 1963 te vervangen. Op 27 februari 1967 presenteerde Mercedes-Benz de opvolger, en dat werd de 250 SL. Aan de buitenkant was de nieuwe auto, waarvan de serieproductie al in december 1966 was begonnen, niet te onderscheiden van zijn voorganger. De veranderingen waren vooral terug te voeren op de motor en het remsysteem.
Winkelen in eigen schappen
Voor de technische wijzigingen raadpleegde Mercedes-Benz de eigen schappen, want de 250 SL nam de motor en de reminstallatie in gewijzigde vorm over uit de 250 SE (W 108 III). De M 129 III-motor had een cilinderinhoud van 2496 cc. De krachtbron leverde hetzelfde vermogen als de motor in de 230 SL: 150 DIN-pk (110 kW) bij 5500 tpm. Het koppel van de 250 SL motor lag wél tien procent hoger dan dat van de 230 SL krachtbron. Bovendien toonde de M 129 III motor een vlakkere koppelkromme. Hij was voorzien van zeven krukaslagers voor een soepelere werking en ook van een olie/water-warmtewisselaar.
Thermisch gevoelig
Bovendien kregen de zuigerveren een molybdeenbehandeling om de aanvankelijke thermische problemen van de M129 krachtbronnen (nog afstammend van de M180 motor uit 1951) te reduceren. De cilinders waren paarsgewijs opgesteld (drie keer twee) en per paar stonden ze te dicht op elkaar. Bovendien werden zij niet gescheiden door koelkanalen (of -kamers). De bovenkant van de zuigers werd bij hoge belasting simpelweg te warm. Met de molybdeen zuigerveren loste Mercedes-Benz dat dus (al voor de komst van de 250 SL) deels op. Net als bij de M127 motor (onder meer uit de 230 SL) had de M129 motor een gietijzeren blok, een aluminium cilinderkop én één bovenliggende nokkenas. Tot slot: qua onderstel veranderde er niets ten opzichte van de 230 SL.
Evenwichtiger en krachtiger, lagere topsnelheid dan 230 SL
De 250 SL was op papier dus evenwichtiger en krachtiger. De keerzijde was dat hij door zijn hogere gewicht niet helemaal de topsnelheid van de 230 SL haalde. De topsnelheid van de 250 SL met handgeschakelde vierversnellingsbak was 195 km/u of 200 km/u, afhankelijk van de eindoverbrengingsverhouding (standaard: 1:3,92; optioneel: 1:3,69; automatische transmissie: 190 km/u of 195 km /H). Met handgeschakelde vijfversnellingsbak was hij verkrijgbaar in slechts één variant (1:4.08), die 200 km/u haalde.
Schijfremmen op achterwielen, remkrachtregelaar
De wijzigingen aan het remsysteem betekenden dat de 250 SL ook schijfremmen op de achterwielen kreeg. Aan de voorzijde monteerde Mercedes-Benz grotere remschijven voor. Bovendien kreeg de 250 SL een remkrachtregelaar om overbelasting van de achterremmen te voorkomen. Als optie was nu ook een sperdifferentieel leverbaar. Een brandstoftankinhoud van 82 liter in plaats van de vorige 65 maakte een grotere actieradius mogelijk.
California-uitvoering
De 250 SL was niet alleen met de drie carrosserievarianten van de 230 SL leverbaar. Mercedes-Benz lanceerde ook een vierde uitvoering. De 250 SL was namelijk ook te verkrijgen als coupé met achterbank. Deze California-uitvoering werd in maart 1967 op de Autosalon van Genève voor het eerst getoond. Bij deze uitvoering was de benodigde ruimte voor de achterbank verkregen door het weglaten van de softtop. Omdat de opklapbare dak niet achteraf kon worden gemonteerd, beloofde deze variant puur rijplezier alleen in droge gebieden of met gemonteerd coupé-dak.
5196 stuks, slechts een jaar in productie
De 250 SL werd de meest zeldzame Pagodevariant, want al na een jaar werd hij vervangen door de 280 SL. De 250 SL werd 5196 keer gebouwd, en in februari 1968 opgevolgd door de 280 SL. Daarover leest u in deel drie van deze reeks meer.