De eerste generatie driecilinders had een 180-graden krukas, waardoor het net zo lekker ‘rauw’ blok liep als een tweecilinder. Dit had als voordeel dat ze veel trekkracht bij weinig toeren hadden, maar nadeel waren de relatief sterke trillingen. De vroege driepitters waren brute lomperikken. De driecilinder Laverda 1000 Jota was begin jaren tachtig de snelste productiemotorfiets ter wereld. De Jota, die was bedacht door de Britse Laverda importeur Slater Bros. Kreeg in 1982 een krukas met tappen op 120 graden. In 1983 verscheen de Laverda 1000 RGS met 120-graden krukas. Dat gaf een andere ontstekingsvolgorde en een veel ronder, meer trillingsvrije loop. En een ander, hees dreigend, geluid. De – natuurlijk eigenlijk voor de Verenigde Staten markt gedachte – motor was qua rijeigenschappen en motorkarakter grappig genoeg veel eerder Europees dan Amerikaans. Hard core Laverdisten vonden het maar nieuwlichterij voor watjes. En ze vonden de tankvuldop in de neus raar.
De Laverda RGS – dat staat overigens voor ‘R G Studio’1000 – was met kuip en al een snelle, best comfortabele toermotor. De berijder moest alleen wel bestand zijn tegen de nogal Spartaans harde zitplaats. De afneembare afdekking van het duodeel van de zit was ideaal voor solotrips en was goed voor de looks. De slimme verstelmogelijkheid van de voetrusten was ook prima bedacht. Ze zitten uit het midden op een rond segment in het aluminium gietstuk en kunnen cirkelgewijs bijna vijf centimeter versteld worden. De 120 graden lay-out van de krukas paste prima in dat idee. Hij stuurde prima en je kon er echt lange trips mee maken zonder dood te gaan aan de trillingen. En de hydraulische koppeling op de triple zorgde er voor dat de berijders van de Laverda RGS gevrijwaard bleven van een linkerarm met het formaat van die van een wenkkrab. Heel licht ging het allemaal nog steeds niet. Maar er waren dingen verbeterd. Trouwens: het omhoog sleuren van de gasschuiven van de drie Dell’Ortos vroeg ook een stevige hand. Daarbij had het gashandvat ook nog eens een vrij lange slag. Maar ja: wat moet een toermachine met een snelgas handvat?
De Laverda driecilinder heeft immers wat van de wat lompe genen van de twins geërfd
Het is – mag je zoiets nog zeggen? – een mannenmotor. Er moet gewerkt worden om er mee te rijden. Hij stuurde ook trager en zwaarder dan zijn Japanse tegenhangers. Vreemd voor een Italiaanse fiets toch? Maar de Laverda ging wel door lange, snelle bochten alsof hij op rails liep. In druk verkeer en op laag tempo voelt zo’n Laverda RGS wat lang en topzwaar aan. Maar het is een motor zoals die volgens Massimo Laverda moest zijn. Daar was dus niets tegenin te brengen. En dat hij minder snel en duurder was dan de Japanse concurrentie? Volgens Laverda wàs er geen Japanse concurrentie. Het stuk verfijning dat de RGS vergeleken met eerdere Laverda triples bood, kwam doordat de massa van de bewegende delen aangepakt was. De drijfstangen waren lichter, net als de zuigers die gesmeed in plaats van gegoten waren. Die zuigers vroegen ook om minder zuigerspeling zodat het blok efficiënter werd.
In 1983 kwam er het opgewaardeerde Executive-model met geïntegreerde tassen en kuipverlengingen om je handen droog te houden, gevolgd door de sportievere, geheel zwarte, RGS Corsa. De RGS was trouwens ook te koop zonder de lage kuipdelen aan de flanken.
Groeiende populariteit
De tijd dat een nette Laverda RGS met krap 30D kilometers op de klok in Westervoort jarenlang kansloos stond te wezen voor drieduizend gulden is voorbij. En het ooit verfoeide kuip- en plaatwerk? Dat wordt nu gewaardeerd alsof het een Armani kostuum is. Die tankvulopening? Geniaal! Zeker wanneer de tank randje vol is gegooid. Bij de eerste remactie spuit de benzine dan uit de vuldop en vindt zijn weg over de tank, direct in het kruis van de berijder. Daar zouden ze bij BMW nooit op gekomen zijn! De bij de styling passende koffers zijn uiterst gezocht. Dingen kunnen vreemd lopen. Al met al zijn er zo’n 2500 RGSsen gemaakt. Het huidige prijsniveau zit tussen een realistische € 6.500 en de – schrik niet – € 15.000. Maar dat laatste is een dappere vraagprijs voor een ZGAN exemplaar.
De Laverda RGS werd opgegeven voor 92 pk bij 7900 tpm. De opgegeven topsnelheid was 230 km/u.
In 1983 kostte de Laverda ƒ 17.894. Zeg dik 8.100 euro. De verwachting is dat de prijs binnenkort weer boven de nieuwwaarde komt te liggen.
Ondersteun onze activiteiten voor de oldtimerliefhebbers en abonneer op Auto Motor Klassiek
Lees ook meer verhalen over klassieke motoren
En verder nog:
– Het verschil tussen een Laverda
– Laverda 1000 3C. De Laverda driecilinders
– Laverda 750 SFC. De neppers zijn ook leuk
– Dus Laverda driecilinders… De beulen van Breganze (1973-1989)
– Laverda 500. Dat was geen succes
Deze dame (mannenmotor, hoezo?) zou graag nog eens een blokje willen draven met zo een brommert…
Leek me toen al fantastisch, en nu nog…
Ik heb het genoegen gehad een ‘blokkie rond’ te hebben mogen doen op een RGS.
Behalve de hoge zit en duidelijk iets meer power, zat er voor mijn gevoel weinig verschil in met mijn XS850…De japanse driepitter.
Dezelfde trillingen, dezelfde huil, hetzelfde karakter, hetzelfde lompe gevoel en hoge zwaartepunt.
Ik zou graag nog eens een “èchte” willen proberen.
Misschien Georg eens vriendelijk aankijken..?
indertijd was laverda en bennili een droom van vele mensen , en ze zijn nog prachtig , zelf hield ik in die tijd meer van twee takt en reed liefst met mijn suzuki 500 gt tweetakt