Dat is niet als in het flauwe raadseltje: “Wat is het verschil tussen een krokodil?” Het antwoord daarop is overigens: des te groener, des te zwemtie. Goed. Bij een bevriende handelaar staan twee Laverda 750’s . De een kost € 13.950. De ander € 6.950. En dat is een aanmerkelijk verschil voor twee giganten uit Breganza, die wel eens onrespectvol ‘XXL CB72 Clones’ worden genoemd. Dat is overigens terecht.
Wie betaalt, bepaalt
Francesco Laverda was in de States bij de Berliner Brothers, het bedrijf dat Europese motorfabrikanten dicteerde was de USA klandizie wilde hebben. Laverda werd meegenomen naar een Honda CB72. “Dat willen we hebben. Maar dan in het groot” was de eis. En zo begon het succes van de grote (eerst even 650) 750 cc Laverda twins, motoren waarvan veel mensen vinden dat ze beeldschoon zijn. Een paar verloren geesten vinden ze alleen maar lomp.
Laverda twins zijn ‘hot’
Maar intussen zijn de Laverda twins uiterst gezochte klassiekers. En hun profeet is Van Dijk in Driebergen. Dat is onloochenbaar Europa’s beste Laverda man. Als je daar voor een revisie komt, dan kom je doorgaans op de wachtlijst. Maar dan heb je ook wat. Een perfect blok en een lege knip. En dat het helemaal in orde maken van zo’n twin met zijn enkele bovenliggende nokkenas intussen een serieuze kluit geld kost? Daar laten mensen zich niet meer door afschrikken. Temeer omdat zo’n zwaar over-gedimensioneerd blok bij ‘klassiek’ gebruik ongeveer het eeuwige leven moet hebben.
Want de motoren van Laverda waren in hun dagen al vrijwel onverwoestbaar. En ze waren taai. Een vriendje kwam na een vakantie in de Alpen terug met een beroerd lopende SFC. Of het door zijn rijstijl of wat anders kwam: De Laverda was lopend thuisgekomen met twee gespleten zuigers.
Tijd slijt
Maar ook zonder dat er dingen echt stuk gaan slijt een blok natuurlijk. Dan kan je dus voor de top gaan en het perfect laten revisren. Of je kan denken: “Hij loopt nog lekker, hij klinkt nog goed en hoe hard rijd ik er tegenwoordig eigenlijk mee? “
En in dat verschil van insteek zit hem de crux. Want zeggen de meest wijze geesten immers niet ‘Goed is goed genoeg?’
Een moeilijke keuze
De dure Laverda is in absolute nieuwstaat. Optisch en technisch. Hij komt van een verzamelaar die zijn collectie wat wil stroomlijnen. De goudkleurige met zijn tijds originele tophalf met authentieke stickers is een schuurvondst. De machine heeft dertig jaar staan sluimeren en dromen. Hij is weer lopend gemaakt. En loopt goed. En jazeker: Het ding verdient nog wat aandacht. Maar dan kun je er je eigen tijdmachine aan hebben, waar je nog jarenlang plezier aan kunt hebben. En dat er mogelijkerwijs een paar paarden uit de oorspronkelijke stal zijn verdwenen? Lekker belangrijk. We mogen hier immers maar 100 rijden? Wij vinden de gouden oudstrijder onovertroffen mooi.
De ZGAN Laverda is een topper
Hij is zijn geld meer dan waard. Maar voor die gezichtsloze massa, het koperspubliek is hij ‘te duur’. Omdat ze hem vergelijken met het doorsnee aanbod aan goede/nette Laverda’s. Ze zien de investering niet. Zien niet dat de restauratie meer moet hebben gekost. De gouden Laverda is maatschappelijk aanvaardbaarder geprijsd. Hij kost immers om en nabij de helft van wat de rode kost. Maar – inmiddels belangrijk in Laverdaland – de kleuren zijn niet origineel. En dat terwijl er ooit iemand slapeloze nachten over moet hebben gehad hoe hij de perfecte kleur voor zijn trots moest kiezen.
Dromen moet je koesteren
Volgens de gezichtsloze markt is de ideale Laverda Twin is dus technisch 100% in orde, heeft hij de correcte kleuren en mag hij best bijna zeven mille kosten… Ach… Zo hebben wij ook onze dromen.
Ook interessant om te lezen:
– Laverda 1000 3C. De Laverda driecilinders
– Laverda 750 SFC. De neppers zijn ook leuk
– Laverda 500. Dat was geen succes
– Dus Laverda driecilinders… De beulen van Breganze (1973-1989)
– 26+ pk vermogenswinst voor een paar honderd euro: de rollenbank