Als je in het diepste oosten van Groningen (Eindeloze modderige vlakke akkers, grijze luchten, vluchtende wolken, afgelegen oude boerderij, grote schuren en stallen, kans op aardbevingen, een oudere verzamelaar. We komen er op terug) een collectie klassiekers staat te bekijken, dan gaan de gesprekken al snel over ‘toen’.
‘Toen’ was de tijd dat diefstal van je auto effectief werd voorkomen door de rotor uit de verdelerkap te lichten. Voor buitenslapers ging de hele verdelerkap zelfs vaak mee naar binnen. Niet eens om diefstal te voorkomen, maar omdat vocht en 6 Volt nu eenmaal niet de meest geslaagde combinatie zijn.
Maar ook berijders van buiten slapende diesels hadden het in die tijd niet altijd even makkelijk. En de wegenbouwer die zijn weerspannige Mercedes Diesel op een ochtend dacht te starten met de 24 volt van zijn dragline en een flinke scheut benzine in het luchtfilter? Die heeft dat om meerdere reden nooit meer gedaan.
Maar dat hij wat hardleers was bleek een jaar of wat later toen zijn zoon Huub met zijn Healey drie liter, een goedkope Engelse sportwagen waar verder niemand interesse in had, tegen een boom was gegaan. En in 1965 waren bomen nog echt sterke dingen. Vader en zoon hadden de zaak ingeschat en bedachten dat ze de gekneusde oudstrijder zouden moeten richten.
De achteras van de gehavende Big Healey werd met een stevig eind ketting aan een van de staanders van de hal geketend. Een paar andere einden ketting werden aan de ene kant in de buurt van de voorwielophanging gehakt. De andere einden werden vast gezet aan Pa’s Caterpillar. Een lang verhaal kort: De paal in de loods bleef staan. De achteras bleef liggen. De resten van de Healey werden met het dozerblad van de Caterpillar weg geschoven. En er kwam een nieuwe auto voor Huub. Een VW Kever. Dat leek zijn ouders veiliger.
De Kever werd voor het eerst ook net zo snel als de Healey in het echt was. Met een strip zorgde Huub ervoor dat de motorkap sportief kierde. En de velgen werden gewoon binnenste buiten gemonteerd zodat de wielen de wielkasten mooi opvulden. Oh ja: later liep een van de wielen er af…
Maar er was natuurlijk niet alleen pech en ellende: Er was ook humor. Je kon iemand watergek maken door hem te trakteren op een onverklaarbare rammel. Dat deed je bij voorbeeld door een kiezelsteentje te verstoppen achter een van de voorste en- achterste wieldoppen. Als er dan opgelucht een kiezelsteentje was gevonden, dan had je altijd nog de schik van de tweede.
Ook altijd leuk: een pingpongballetje in de tankopening gooien. Goeie kans dat die indertijd doorrolde naar de benzinetank. En dan had je weer een onverklaarbare rammel, maar dan alleen als de tank bijna leeg was en het pingpongballetje telkens de tankbodem raakte… Leuk! Zo maakte je vrienden voor het leven.
Dat was bijna net zo leuk als iemands ruitenwisserbladen insmeren met vaseline…
Zo. En kijk nu eens in de garage of onder de car port. Daar staat uw bijtellingsvriendelijke sjoemeldiesel, uw hybride, uw Dacia of Tesla.
En denkt u daar ooit zoveel schik mee te hebben?
Haha, bij mij onder de carport staan een Corsa A en een cali 3 1100.