in

Volvo 140 reeks. Zweedse sterkhouders met vernuft

ER Classics Desktop

In 1960 besloot de Volvo-directie dat het tijd was om te beginnen met de ontwikkeling van een opvolger van de vier jaar daarvoor geïntroduceerde Amazon. Uit kostenoverwegingen moest dit nieuwe model, dat intern de aanduiding P660 kreeg, het platform en de belangrijkste componenten met zijn voorganger delen. Het resulteerde in de introductie van de Volvo 144, die in augustus 1966 werd voorgesteld.

De onder leiding van Jan Wilsgaard ontworpen Volvo viel op door een tijdloze box vormgeving en dat niet alleen. Naar goed Zweeds gebruik hadden de ontwerpers en de technici ook in hoge mate aandacht besteed aan de veiligheidsvoorzieningen. De nieuwe Volvo kreeg een drie kringremsysteem, vier schrijfremmen rondom, driepuntsgordels, een veiligheidsstuurkolom én een degelijke veiligheidskooi. Ook het dubbele verwarmingssysteem was innovatief.

Eerste ontwikkelingen

Het onderstel van de Volvo 140 bestond uit onafhankelijk opgehangen wielen voor (met schroefveren en ongelijke dubbele dwarsarmen) en de klassieke configuratie van een starre achteras, langsarmen en een Panhardstang aan de achterzijde. In het begin werd de 144 geleverd met de B18A (standaard) en de B18B motor (“S”). Die laatste was de bekende krachtbron uit de 1800 S. Vanaf 1967 kreeg de 144 gezelschap van de tweedeursbroer: de 142. Die was aanvankelijk ook als “S” leverbaar, en later kreeg deze gezelschap van de gewone 142, die de B18A motor kreeg. De Volvo 140 serie werd compleet met de komst van de station versie: de 145. De versies uit de eerste jaren zijn herkenbaar aan de gedeelde achterste zijruiten. Van 1970 werden deze opgetrokken uit één stuk. De 145 zou grote stappen zetten voor de acceptatie van de station als life-styleauto. Bovendien bouwde Volvo ook de 145 Express, een versie met een hoger dak. De techniek deelde de 145 met zijn coach- en sedanbroers.

GT versie, onderscheid in uitrustingsvarianten

Ondertussen gingen de veranderingen aan de Volvo 140 modelserie door. De B20A en B20B (met twee SU-carburateurs ) vervingen bijvoorbeeld de B18 versies. Ook op het gebied van veiligheid ontwikkelden de Zweden de modelserie door, onder meer door de montage van hoofdsteunen en driepuntsgordels achterin. Voor 1971 werd de 140-serie bovendien onderverdeeld in de uitrustingsvarianten L, DL en GL. Die laatste twee kregen ook een bijgepunt uiterlijk met een nieuwe grille. De GL onderscheidde zich met een hoge mate van luxe en door zeldzaamheid, zeker in combinatie met de later leverbare B20E motor. Er kwam ook een 142 GT versie, die zich vooral door een uitgebreid pakket aan sportieve accessoires kenmerkte. Ondertussen paste Volvo vanaf 1971 (dus voor modeljaar 1972) op alle versies de verzonken deurgrepen aan de buitenzijde toe.

Blijvende verbeteringen en injectie

De Volvo was succesvol en voldeed aan diverse veiligheidsstandaarden. Het verhinderde de Zweden niet om de 140 blijvend te verbeteren dan wel te vernieuwen. Er kwam bijvoorbeeld injectie beschikbaar voor de B20 motor. Dat werd de B20E die met een vierbak + overdrive (M41) of een automaat leverbaar was. Bovendien ontwikkelde Volvo de B20 motor ook op het gebied van uitstoot door, met name voor de Amerikaanse markt. Volvo liet het er voor de laatste jaren van de 140 ook niet bij zitten. De Volvo onderging nog twee keer een gedaantewisseling op meerdere vlakken.

Opmaat naar 240

Voor modeljaar 1973 kreeg de 140 nieuwe kunststofbumpers, een kunststof grille met grotere knipperlichten en een restylde achterkant met achterlichten, die later ook op de 240 twee- en vierdeurs werden gebruikt. Volvo plaatste ook een nieuw dashboard met moderne ronde klokken, een groot veiligheidsstuurwiel en een nieuw kachel bedieningsysteem, dat in aanleg nog tot en met de productie van de laatste 240 modellen werd gebruikt. Ook de toepassing van verstevigingsbalken in de portieren was een noviteit bij Volvo.

Laatste jaar van de 140: Nog één keer sterke wijzigingen

Het laatste modeljaar gaf een definitieve indicatie in de richting van de opvolger van de 140 serie. De B20B motor ging met pensioen, de B20F kwam ervoor in de plaats. Opnieuw werden er met name op het gebied van veiligheid stappen gemaakt. De uitbreiding vond plaats en reikte van waarschuwingsindicatoren voor uitgevallen verlichting en optionele koplampwissers tot grote, schokabsorberende bumpers, die nu de voor- en achterzijde sierden. Volvo plaatste bovendien de brandstoftank dichter bij de as. Zo werd de tank in het geval van een aanrijding van achteren beter beschermd. De ventilatieruitjes in de voorportieren vervielen voor het eerst bij de 140 serie, omdat Volvo het ventilatiesysteem opnieuw naar een hoger niveau had getild. Dat had men een paar jaar eerder ook al gedaan. Op motorisch vlak stapte Volvo over van D-Jetronic naar K-Jetronic voor de B20E en B20F motoren.

Million seller

Zo liep de 140 serie naar het einde, en werd deze opgevolgd door de 240-serie. Die zette de ontwikkeling van de 140-serie nog voor járen door. Pas in 1993 ging de 240 uit productie, en daarmee kwam een einde aan een tijdperk dat al in 1960 was ingezet, toen de eerste schetsen van de 140 op papier kwamen. De 140 reeks ging in 1974 met pensioen, na een productie van 1.205.111 exemplaren. Een magnifieke auto. En een dito voorbeeld van de hang naar continue doorontwikkeling en verbetering van een concept dat in de basis al ijzersterk was.

2 Comments

Leave a Reply
  1. het was mijn eerste auto inderdaad voor die tijd best indrukwekkend die 140,
    later met die andere Zweed ook een 140 heel europa mee door getrapt sweet memories

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

The maximum upload file size: 8 MB. You can upload: image. Links to YouTube, Facebook, Twitter and other services inserted in the comment text will be automatically embedded. Drop files here

Project Imola Ducati, Baines

Jaguar E-Type

Jaguar E-Type neuzen