Zo midden in een Formule 1 seizoen dat vooralsnog volop de beloften inlost, is het makkelijk om te vergeten dat er meer op de circuits gebeurt dan alleen races in de eredivisie. Sportwagenraces bijvoorbeeld. Wat mij betreft is dit een klasse die ten onrechte van het grote publiek niet de waardering krijgt die ze verdient. Helemaal als je de historie ervan kent. Een van de mooiste hoofdstukken heet CanAm.
Dit stond voor Canada (Can) en Amerika (Am). Het was de sportwagenklasse van Noord-Amerika tussen 1966 en 1986. De belangrijkste paragraaf uit het technische reglement: alles mag. Formule libre heet dat met een mooi woord. Het gevolg was dat er racewagens op de baan kwamen zoals niemand ze ooit had gezien en daarna ook nooit meer zouden worden gezien buiten de dragracestrip. Kernwoorden: enorme bulderende V8’s, vleugels van het formaat campingtafel en later pk-aantallen die normaal alleen in de scheepvaart en op het spoor voorkomen.
Aan het begin van deze gouden tijd waren het de Britse renstallen en constructeurs die de leiding namen. Vooraan in de rij stond een clubje naar het Verenigd Koninkrijk uitgeweken Nieuw-Zeelanders onder leiding van Bruce McLaren. De grondlegger van het team dat we nog steeds uit de Formule 1 kennen, bouwde zulke goede sportprototypes dat in de beginperiode de CanAm-cup (1967-1971) beter bekend werd als de Bruce and Denny show. De racende constructeur en zijn vriend Denny Hulme wonnen zo vaak dat het bijna vervelend werd.
De race op Road America in 1967 is wat dat betreft een mooi voorbeeld. De twee oranje racewagens voeren het veld aan. Het is dat Bruce McLaren moet opgeven met technische problemen, maar anders hadden de McLarens naar een makkelijke één-twee gereden. Saai? Kijk en oordeel zelf, maar zelfs via de kleine speakers van een laptop is goed het geweldige bulderen van de Chevy’s te horen waarmee de meerderheid van het veld reed. Alleen al daarom zou je als liefhebber terug in de tijd willen om die mooie zomerdag in ’67 zelf mee te kunnen maken. En dan hebben we het er nog niet eens over dat er naast de Kiwi’s ook nog grote namen als John Surtees en Dan Gurney in hun beste tijd meereden.
Road America 1967: httpv://www.youtube.com/watch?v=tRlcOnccfgg
Verscholen in het middenveld van deze prachtige wedstrijd rijdt een Texaan. Nou ja verscholen; de witte auto van Jim Hall valt met zijn extreem hoge vleugel nogal op. Chaparral heet de wagen en dat is een vrije vernoeming naar zijn bedenker en bestuurder Jim Hall. Voor het Europese publiek bleef Hall een wat onbekende figuur, maar als je ziet wat hij allemaal bedacht en introduceerde kan je rustig zeggen dat het een extreem belangrijke persoon is geweest in de autosport. Zo experimenteerde hij als één van de eerste met vleugels en was hij er ook heel vroeg bij met het grondeffect. Op youtube valt er genoeg over Hall en zijn creaties te vinden. Bijvoorbeeld een stemmig filmpje over de 2E waarmee het team in 1966 uitkwam.
Chaparal: httpv://www.youtube.com/watch?v=YcIAxk4KApk&feature=fvst
Het uiteindelijke hoogtepunt van de serie was de komst van de Porsche 917. Niet de Le Mans racer zoals fans in Europa hem kennen, maar een spyder variant ervan. Want in de knotsgekke CanAm-serie zou de gewone 917 simpelweg zijn vermalen. Speciaal voor het team van Roger Penske en zijn rijder Mark Donohue zette de raceafdeling in Weissach een turbo op de vlakke 12-cilinder. Resultaat: tussen de 1100 en 1500 pk afhankelijk van de ingestelde turbodruk.
917: httpv://www.youtube.com/watch?v=uT6bJeheAN0
De 917-30 was zo goed en snel dat zelfs McLaren nauwelijks weerstand kon bieden. Penske en Porsche heersten in de seizoenen ’72 en ’73. Of zoals de commentator van het mooie filmpje zegt: “They blew the doors of the competition.” Tegenwoordig staat het monster tentoongesteld in het fabrieksmuseum waar het zelfs nu nog ontzag inboezemt.